e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kunrade

Overzicht

Gevonden: 696

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dirigent van het zangkoor dirigent (<du.): dirigent (Kunrade) De dirigent, de leider van het zangkoor. [N 96B (1989)] III-3-3
dof, gedempt van geluid dof: dof (Kunrade) niet helder, gedempt, gezegd van een geluid [grof, dof, hol, schor] [N 91 (1982)] III-4-4
dokteren dokteren: doktere (Kunrade) dokteren: De geneeskunde beoefenen (meesteren, dokteren). [N 84 (1981)] III-1-2
domine salvam fac reginam nostram domine salvam fac: t domine salvam fac (Kunrade) Het gezang na de hoogmis voor de regerende vorst(in), in Nederland: "Domine, salvam fac Reginam nostram"; in België: "Domine, salvum fac Regem nostrum". [N 96B (1989)] III-3-3
dompelen soppen: soppe (Kunrade, ... ) Dompelen: geheel doen onder gaan in een vloeistof (dompelen, duwen, soppen, onderduwen). [N 84 (1981)] || in een vloeistof dompelen [dopen, doppen, dompelen] [N 91 (1982)] III-1-2, III-4-4
donderslag slag: sjlaag (Kunrade) hevige donderslag [ketterslag, kletteraar] [N 81 (1980)] III-4-4
donderwolk donderlucht: donderlòòg (Kunrade) lucht die onweer en regen voorspelt [broeilucht, smerige lucht, donderlucht, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
donker worden, duisteren duister worden: duuster wëë-de (Kunrade) donker worden [duisteren] [N 91 (1982)] III-4-4
donker, duisterx duister: duuster (Kunrade) niet of weinig verlicht [donker, duister, deemster] [N 91 (1982)] III-4-4
dood (bn.) gestorven: gesjtorve (Kunrade) de toestand die intreedt bij het eindigen van het leven [dood, overlijden, versterf, verscheiden, einde] [N 86 (1981)] III-2-2