23727 |
drie weesgegroeten |
drie weesgegroetjes:
de dri-j weesgegroetjes (Q112c Kunrade)
|
De drie Weesgegroeten aan het begin van het Rozenhoedje of de Rozenkrans. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24498 |
driekleurig viooltje |
gezichten:
gezichter (Q112c Kunrade)
|
Driekleurig viooltje (viola tricolor 5 tot 40 cm groot. De bladeren zijn eivormig-langwerpig, gekarteld, de steunblaadjes zijn ingesneden; de bloemen hebben 4 omhoog gerichte, meestal blauwpaarse kroonbladeren en 1 naar onder gericht, meestal geelwit kr [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25232 |
droog blijven |
droog blijven:
druùg blieve (Q112c Kunrade)
|
droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25126 |
druilerig en koud weer |
klam (weer):
klaam (Q112c Kunrade),
miezerig (weer):
mīēzerig (Q112c Kunrade),
nat (weer):
naat weer (Q112c Kunrade),
regenachtig (weer):
regen-echtig (Q112c Kunrade),
waterkoud (weer):
waterkòòd (Q112c Kunrade)
|
nat weer [versigheid] [N 81 (1980)] || nat, vochtig, gezegd van het weer [wak, luimerig] [N 81 (1980)] || nattig en koud, gezegd van het weer [kil, killig, waterkoud] [N 81 (1980)] || regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25133 |
druppel |
druppel:
drūūpel (Q112c Kunrade)
|
een afgescheiden, min of meer bolvormig vochtdeeltje [drup, druppel, droppel, drop] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
25279 |
duim, maat van 2,5 cm |
duim:
doem (Q112c Kunrade)
|
de maat die een lengte van 2 1/2 cm aangeeft [duim] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23504 |
duitse mis |
duitse zingmis:
duutsje zingmès (Q112c Kunrade)
|
Een Duitse mis, door de gelovigen samen gezongen [Duutsje zingmèa?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24141 |
duivin, vrouwelijke duif |
wijfje:
wiefke (Q112c Kunrade)
|
een vrouwelijke duif (duivinne, wijfje) [N 83 (1981)]
III-4-1
|
18008 |
duizeling, duizeligheid |
soezen, het -:
`t sōēze (Q112c Kunrade)
|
Duizeling: draaierigheid, leeg gevoel in het hoofd (suizeling, duizeling, zwindel). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20045 |
duizendschoon |
jonkfertje:
jumferkes (Q112c Kunrade)
|
duizendschoon (Dianthus barbatus L.) [N 92 (1982)]
III-2-1
|