17837 |
dutje |
hazenslaap:
hazesjlaop (Q112c Kunrade)
|
Dut: lichte of korte slaap (dut, hazeslaap, buts, slaapje, mufs, toer). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18405 |
eau de cologne |
ruikes:
ruukes (Q112c Kunrade)
|
reukwater, eau de cologne [lodderijn] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
25024 |
echo |
nagalm:
naogalm (Q112c Kunrade),
naklank:
naoklank (Q112c Kunrade)
|
een naklinkend geluid [halm, nagalm, echo] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23667 |
een aflaat verdienen |
aflaat verdienen:
inne aafloat verdeene (Q112c Kunrade)
|
Een aflaat verdienen/winnen/bekomen/halen/bidden [ne ablas verdeene?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23755 |
een kruisje geven |
een kruisje geven:
e kruutske geëve (Q112c Kunrade)
|
Een kind voor het slapen gaan met de duim een kruisje geven op het voorhoofd. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23707 |
een kruisje op het brood maken |
een kruisje maken onder het brood:
e kruutske onger t broëd maake (Q112c Kunrade)
|
Het gebruik om een brood met het mes te bekruisen, voordat men het aansnijdt; men maakte met het broodmes een kruisje aan de onderkant van het brood [n kruuske ónder de mik maake?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23706 |
een kruisteken maken |
n kruus maake:
e kruuts maake (Q112c Kunrade),
zich zeëne (Q112c Kunrade)
|
Een kruisteken maken/slaan, zich bekruisen, zich zegenen [zich bekruuse [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17887 |
een kuil graven |
een lok maken:
e laok make (Q112c Kunrade)
|
kuil, Een ~ maken (dappen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
20178 |
een miskraam krijgen |
de kar is omgekiept:
de kar is umgekiept (Q112c Kunrade)
|
miskraam, Een ~ krijgen (opslagen, omslaan). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
17875 |
een pak slaag geven |
peren:
peere (Q112c Kunrade)
|
pak slaag geven (batteren, foeksen, foempen, juinen, kletsen, naaien, peren, rossen, smeren, vegen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|