23734 |
afraffelen |
afraffelen:
aafraffele (Q112c Kunrade)
|
(te) snel bidden, een gebed afraffelen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
19872 |
afrikaantje |
fluweelbloempje:
fluweelblumke (Q112c Kunrade)
|
Afrikaantje (tagetes patula). De bladeren zijn samengesteld en tevens ovaal. De bloemkorfjes staan op zeer verdikte stelen. Het zijn lage plantjes, welke vaak gebruikt worden voor randen en mozaïek-perken. De bloemen zijn donkergeel, meest met bruin gekle [N 92 (1982)]
III-2-1
|
25089 |
afscheuren, afritsen |
afrijten:
aafrīēte (Q112c Kunrade)
|
afscheuren [rippen, afritsen] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
23648 |
agnus dei |
agnus dei:
agnus dei (Q112c Kunrade)
|
Het (vaste) misgezang dat na het Onze Vader wordt gezongen, het Agnus Dei. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24870 |
akkerwinde |
pispotje:
pispötje (Q112c Kunrade)
|
Akkerwinde (convolvulus arvensis 20 tot 120 cm hoge plant. De stengels groeien liggend of windend; de bladeren hebben een pijlvormige voet; de bloemen groeien afzonderlijk of 2 aan 2, de kleur is wit of roze met strepen; 2 kleine lijnvormige schutblader [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23715 |
akte |
oefening:
oefening van geloof (Q112c Kunrade)
|
Een oefening/akte/akt van geloof, hoop, liefde, berouw [üboeng]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23644 |
altaarbel |
schel:
sjel (Q112c Kunrade)
|
De 3 of 4 belletjes omvattende bel/schel, die door de misdinaar bediend wordt [schel, sjel?] . [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23441 |
ampullen |
ampullen (<lat.):
ampulle (Q112c Kunrade)
|
Het water- en het wijnkannetje die in de mis gebruikt worden, ampullen [pölle?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24403 |
angel van bij of wesp |
angel:
WLD
angel (Q112c Kunrade)
|
Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24937 |
arduin, hardsteen |
blauwe steen:
blauwe sjtee (Q112c Kunrade)
|
hardsteen, harde, meest blauwgrijze kalksteen, gebruikt voor stolpen, hoekstenen enz [arduin] [N 81 (1980)]
III-4-4
|