25226 |
lauw weer |
lauw (weer):
lauw (Q112c Kunrade)
|
warm noch koud, gezegd van het weer [lauw, voos] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25035 |
lawaai, herrie |
spektakel:
sjpektakel (Q112c Kunrade)
|
een dooreenmengeling van sterke geluiden [leven, herrie, geweld, lawaai, spektakel, rumoer] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24973 |
leeg, niets bevattend |
leeg:
leëg (Q112c Kunrade),
verlaten (ruimte):
verlaote (Q112c Kunrade)
|
niets bevattende, gezegd van bijv. een fles, een kan, een kopje, een vertrek etc. [leeg, ijdel, ijl] [N 91 (1982)] || waar niemand aanwezig is, leeg [wepel, verlaten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
20110 |
leeuwenbek |
gaapbloemetje:
gaap-blumke (Q112c Kunrade),
leeuwenbek:
liejwebek (Q112c Kunrade)
|
Leeuwenbekje (antirrhinum majus). De onderste bladeren staan bijna altijd kruisgewijs, de bovenste verspreid. Grote (ruim 3 cm), verschillend gekleurde bloemen met korte, brede kelkbladeren. De bloemen staan in trossen aan de stengeltoppen (kalfssnuit, kn [N 92 (1982)]
III-4-3
|
24570 |
lelietje-van-dalen |
meiklokje:
meiklöksjke (Q112c Kunrade)
|
Lelietje van Dalen (convallaria majalis). Een10 tot 25 cm grote plant met kruipende wortelstok, bladeren meestal 2, elliptisch, de bloeistengel is onbebladerd; de bloemen bevinden zich in eenzijdige trossen, klokvormig met 6 tandjes, wit gekleurd en geure [N 92 (1982)]
III-4-3
|
25465 |
lepel waarmee men de darmen schoonmaakt |
lepel:
lepel (Q112c Kunrade)
|
Met een lepel o.a. schrabt men het vuil van de binnenste buiten gekeerde darm. [N 28, 118; monogr.]
II-1
|
24541 |
lis (alg.) |
lelie:
lilje (Q112c Kunrade)
|
Duitse lis (iris germanica). De bloemen zijn blauw, alle 6 de bloemdekslippen zijn ongeveer even lang, de binnenste met een dichte rij gele haren (lits, lis, liesel, waterlelie, kaars). [N 92 (1982)]
III-4-3
|
23731 |
litanie van de rozenkrans |
litanie (<lat.):
lietenej (Q112c Kunrade)
|
De litanie van O.L. Vrouw, het slot van het Rozenhoedje [littenïj, lietenïj, lieteniej, lietenej?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23311 |
lof |
lof:
t lof (Q112c Kunrade)
|
Het lof, de kerkdienst met uitstelling van het Allerheiligste, gehouden op zondagmiddag, soms op zaterdagavond [lof, laof, zeëje?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
25289 |
lood, maat van 10 gram |
lood:
loeëd (Q112c Kunrade)
|
de maat die een gewicht aangeeft van 10 gram [lood] [N 91 (1982)]
III-4-4
|