18148 |
manken |
strompelen:
sjtrompele (Q112c Kunrade)
|
Gebrekkig lopen door bijv. ongelijke lengte van de benen (honkelen, lammen, knakken). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17984 |
mankeren |
mankeren:
mankeere (Q112c Kunrade)
|
Mankeren: mankeren, schelen (schelen, mankeren, het hebben). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
34446 |
mannelijke geit |
geitenbok:
gē̜tǝbok (Q112c Kunrade)
|
[N 70, 8; N 77, 78; N 77, 80; A 9, 19; L 32, 82; Wi 11; RND 89; JG 1a, 1b, 2c; Vld.; monogr.]
I-12
|
23396 |
mariabeeld |
moedergods:
moddergoats (Q112c Kunrade),
muttergottes (du.):
moddergoades (Q112c Kunrade)
|
Een beeld van Maria met of zonder het kind Jezus op de arm. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23589 |
marialied |
marialiedje:
marialeedje (Q112c Kunrade)
|
Een Marialied. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
18235 |
medaillon |
medaillon:
medaljong (Q112c Kunrade)
|
rond, ovaal- of hartvormig sieraad waarin een portretje of iets dergelijks bewaard wordt [medaillon, mejonneke, boot, coulant] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
23682 |
meditatie |
meditatie (<fr.):
meditatie (Q112c Kunrade)
|
Een meditatie, geestelijke overweging. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20407 |
meerderjarig |
mondig:
mundig (Q112c Kunrade)
|
meerderjarig; de leeftijd bereikt hebbend dat men in rechten zelfstandig kan optreden [meerderjarig, mondig] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
23583 |
meerstemmige mis |
meerstemmige mis:
miersjtummige mès (Q112c Kunrade)
|
Een meerstemmige mis, muziekmis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24331 |
meikever |
meikever:
WLD
meikaever (Q112c Kunrade)
|
Hoe noemt u de meikever: een soort kever, 24-30mm lang; met dekschild, de poten en sprieten zijn bruinrood, de kop en het borststuk zwart met op de onderzijde een dichte witte beharing; de buiksegmenten zijn zwart met aan elke zijde een opvallende, helwit [N 83 (1981)]
III-4-2
|