23276 |
vroegmis |
vroegmis:
vreugmès (Q112c Kunrade)
|
De vroegmis [vreugmès, vreumes, vroemes?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
20184 |
vruchtvlies |
helm:
helm (Q112c Kunrade)
|
Vlies waarin het ongeboren kind zich bevindt (helm). [N 84 (1981)]
III-2-2
|
24966 |
vuil waterx |
vies water:
vīēs water (Q112c Kunrade)
|
vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17845 |
wakker |
wakker:
wakker (Q112c Kunrade)
|
Wakker: niet slapend (wakker, snuig). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17929 |
wandelen |
trampelen:
trampele (Q112c Kunrade)
|
Wandelen: gemakkelijk en zonder zich in te spannen gaan (wandelen, kuieren, kachelen, tuinen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19714 |
wasbord |
wasbred:
wesjbred (Q112c Kunrade)
|
de plank waarover gegolfd zink geslagen is, waarop men vuil goed wast (troffel, roefel, wasbord) [N 90 (1982)]
III-2-1
|
18128 |
waterpokken |
waterpokken:
waterpokke (Q112c Kunrade)
|
Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18123 |
waterzucht |
water:
t water (Q112c Kunrade)
|
Waterzucht: ziekelijke ophoping van vocht in het onderhuidse weefsel en in de lichaamsholten (zucht, het water). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18166 |
weer genezen |
weer goed:
weer good (Q112c Kunrade)
|
Genezen: hersteld, beter (klaar). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
25110 |
weerlichtx |
weerlicht:
weerlicht (Q112c Kunrade)
|
bliksemen aan de horizon zodat alleen de weerschijn zichtbaar is zonder dat de donder gehoord wordt [weerlichten, heilichten] [N 81 (1980)]
III-4-4
|