23737 |
wijwaterbakje |
wijwaterbakje:
wiejwaterbeksjke (Q112c Kunrade)
|
Een wijwatersbakje, thuis op de slaapkamer [wïjewatersbekske, wiejwassesjpötje, fintwaterbekske?]. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23601 |
wijwateremmer |
wijwatersvat:
wiejwatersvat (Q112c Kunrade)
|
Het wijwatervat, de wijwateremmer. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23600 |
wijwaterkwast |
wijwaterskwast:
wiejwaterskwas (Q112c Kunrade)
|
De wijwaterkwast. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
24611 |
wilde roos (hondsroos, enz.) |
heggenroos:
heGGeroës (Q112c Kunrade)
|
Hondsroos (rosa canina). Tot 3 m hoge struik; de takken zijn overhangend, met grote, gekromde stekels; de bladeren zijn 5- tot 7-tallig; de blaadjes zijn kaal en langwerpig, tevens gezaagd; de bloemen groeien afzonderlijk of enkele bijeen, ze zijn lang ge [N 92 (1982)]
III-4-3
|
17708 |
wind |
poepje:
puupke (Q112c Kunrade),
votsje:
vutske (Q112c Kunrade)
|
Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)]
III-1-1
|
25208 |
windstilte |
bladstil (weer):
bladsjtil (Q112c Kunrade, ...
Q112c Kunrade)
|
windstil, zonder wind, gezegd van het weer [blak, stil] [N 81 (1980)] || windstilte, toestand dat er geen wind is [blakte] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25093 |
wisselen |
tuisen:
toesje (Q112c Kunrade)
|
onderling veranderen; het een voor het andere nemen of geven (bijv. voor plaats) [wisselen, omzetten] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
24907 |
woensdagx |
goensdag:
goonsdig (Q112c Kunrade)
|
de vierde dag van de week, woensdag [goensdag] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
wrīēve (Q112c Kunrade)
|
Wrijven: met de hand herhaaldelijk over iets strijken (wrijven, frotteren). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
vringe (Q112c Kunrade)
|
Wringen: met een draaiende beweging samendrukken (wringen, wreken, wroeten) (of: wroeken?). [N 84 (1981)]
III-1-2
|