17888 |
wroeten |
wroetelen:
vreutele (Q112c Kunrade)
|
Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18234 |
zakhorloge |
tassenuur:
tesje-oer (Q112c Kunrade)
|
uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
24924 |
zandkorrel, korreltje zand |
zandkorreltje:
zandkörrelke (Q112c Kunrade)
|
zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20164 |
zedelijk slecht meisje |
loeder:
loeder (Q112c Kunrade)
|
een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
25140 |
zeer warm weer |
hits:
hits (Q112c Kunrade)
|
sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
23657 |
zegen aan het eind van de mis |
zegen:
dr zeëge (Q112c Kunrade)
|
De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23662 |
zegen met het allerheiligste |
zegen:
dr zeëge (Q112c Kunrade)
|
De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
23513 |
zeswekenmis |
zeswekendienst:
zès-weëkedeens (Q112c Kunrade)
|
Een mis die zes weken na iemands overlijden wordt opgedragen. [N 96B (1989)]
III-3-3
|
17974 |
zich niet lekker voelen |
niet goed zijn:
neet good zië (Q112c Kunrade)
|
Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
18219 |
zich warm aankleden |
aanschieren:
vgl. Heerlen Wb. (p. 271): aasjiere, aantrekken.
aansjiëre, zich - (Q112c Kunrade)
|
zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)]
III-1-3
|