e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kunrade

Overzicht

Gevonden: 696
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wroeten wroetelen: vreutele (Kunrade) Wroeten: al woelend en zoekend graven in de grond (modden, wroeten, woelen). [N 84 (1981)] III-1-2
zakhorloge tassenuur: tesje-oer (Kunrade) uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] III-1-3
zandkorrel, korreltje zand zandkorreltje: zandkörrelke (Kunrade) zandkorrel, korreltje zand [zandeke] [N 81 (1980)] III-4-4
zedelijk slecht meisje loeder: loeder (Kunrade) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zeer warm weer hits: hits (Kunrade) sterke, overmatige warmte, hoge temperatuur van de lucht [heet, hitte, hitse] [N 81 (1980)] III-4-4
zegen aan het eind van de mis zegen: dr zeëge (Kunrade) De zegen, de benedictie door de priester gegeven aan het eind van de mis. [N 96B (1989)] III-3-3
zegen met het allerheiligste zegen: dr zeëge (Kunrade) De zegen met het Allerheiligste. [N 96B (1989)] III-3-3
zeswekenmis zeswekendienst: zès-weëkedeens (Kunrade) Een mis die zes weken na iemands overlijden wordt opgedragen. [N 96B (1989)] III-3-3
zich niet lekker voelen niet goed zijn: neet good zië (Kunrade) Zich niet lekker voelen (spijten, kruchen, in de lappenmand zijn). [N 84 (1981)] III-1-2
zich warm aankleden aanschieren: vgl. Heerlen Wb. (p. 271): aasjiere, aantrekken.  aansjiëre, zich - (Kunrade) zich warm aankleden [doffelen] [N 86 (1981)] III-1-3