e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P057p plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
hijgen kuimen: kɛi̯mǝ (Kuringen) [JG 1a, 1b] I-11
hijgen naar adem, reutelen hijgen: hee hijgt (Kuringen) Hoe zegt men van een stervende, die naar adem hijgt of reutelt? [ZND 41 (1943)] III-2-2
hijswerktuig katrol bet een hangkoord: kǝtrǫl bǝn haŋkōt (Kuringen) Hijswerktuig waarmee het rund omhoog wordt getakeld, voordat het verder verwerkt wordt. Ouder is het werken met touwen of kettingen over de balk in de schuur. Dit gebeurt met mankracht. Vergelijk het lemma ''ophijsen''. [N 28, 64; N 28, 65; N 28, 67] II-1
hinkelblokje hinkblokje: hinkbleûkske (Kuringen) Hoe heet het stukje hout of steen dat hierbij wordt gebruikt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelen hinken: hinken (Kuringen) Hoe heet het kinderspel, waarbij op één been gesprongen wordt? [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinkelperk: vorm vierkant: bestaat uit 12 vierkante hokjes (Kuringen) Welke vorm heeft het spel dat op de grond wordt getekend? Teken dit op een afzonderlijk blaadje en schrijf de namen van de onderdelen in de vakken. [ZND 27 (1938)] III-3-2
hinken spanken: spanken (Kuringen) Hoe heet: op één been springen (van pijn.) ? [ZND 27 (1938)] III-1-2
hinniken geruchelen: grø̜xǝlǝ (Kuringen), richelen: ręxǝlǝ (Kuringen), ruchelen: rø̜xǝlǝ (Kuringen) Het hoge keelgeluid dat een paard maakt. De klanknabootsende werkwoorden hummeren, himmeren en hommeren vertonen dezelfde klankwisseling als ruchelen, richelen en rochelen. [JG 1b, 2c; L B2, 291; L 22, 21; N 8, 47 en 65; S 5; Wi 57] I-9
hoed (alg.) hoed: hoĕd (Kuringen), hu:t (Kuringen) hoed [RND] || hoed (enkelvoud - meervoud) [ZND 08 (1925)] III-1-3
hoeden van koeien hoeden: hiǝ (Kuringen), hīǝ (Kuringen) [N 3A, 12a; N M, 2; JG 1a, 1b; A 48, 18c; L 1a-m; L 27, 5; S 14; Wi 39; R; monogr.] I-11