21337 |
kletswijf |
taterkont:
een toaterkont (P057p Kuringen)
|
Hoe heet een vrouw die veel babbelt [ZND 27 1938)]
III-3-1
|
18065 |
klierziekte |
sint-markoen:
#NAME?
het het van Sint Markoen (P057p Kuringen)
|
koningszweer (kliergezwellen aan de hals, ook St-Marcoen geheten, Fr. scrofules) [ZND 05 (1924)]
III-1-2
|
24581 |
klimop |
klimop:
-
klimop (P057p Kuringen)
|
klimop [ZND 36 (1941)]
III-4-3
|
20950 |
klokhuis |
wrang:
vrāg (P057p Kuringen)
|
klokhuis (het binnenste van een appel) [ZND 17 (1935)]
III-2-3
|
18230 |
klomp |
klonk:
klonken (P057p Kuringen),
kloonk (P057p Kuringen),
kloŋk (P057p Kuringen),
klōŋk (P057p Kuringen)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
23281 |
klooster |
klooster:
e strèng kloester (P057p Kuringen)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
29812 |
kloostermop |
een rekemse:
nǝ rekǝmsǝ (P057p Kuringen)
|
Oude gebakken metselsteen, groter dan de normale baksteen. Coopman (pag. 65) noemt deze steensoort ɛreuzenmopɛ en merkt erover op: ø̄̄werden vroeger in N.-Nederl. gebakken voor groote gebouwen. Heden niet meer. In vorige eeuwen waren zij 30, soms 40 duim lang. - In Vlaanderen noemde men en noemt men heden nog dergelijke maar kleinere steenen ɛkloostermoefenɛ.ø̄̄' [N 30, 53a; monogr.]
II-8
|
23280 |
kloosterorde |
order:
streng order (P057p Kuringen)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
18120 |
kloven |
doorkappen:
dōrkapǝ (P057p Kuringen)
|
Nadat het dier bestorven is, wordt het in twee delen verdeeld door het in de ruggegraat door te kappen. Soms laat men de ruggegraat aan één kant zitten en kapt men de ribben aan de andere kant los. Beide delen worden vervolgens apart verwerkt. [N 28, 89; Veldeke 32, 69; monogr.]
II-1
|
34256 |
kneden |
botter wassen:
[botter] wasǝ (P057p Kuringen)
|
De boter kneden om de melk, die zich nog tussen de boterdeeltjes bevindt, eruit te drukken. In sommige gebieden werd de boter tegelijkertijd gewassen. Zie voor de fonetische documentatie van (boter) en (botter) het lemma ''boter'' (12.14) in deze aflevering. [A 28, 7; L 1a-m; L 1u, 114; L 6, 7; L 22, 8; Ge 22, 8 en 69; R 3, 76 en 77; monogr.]
I-11
|