17816 |
liggen |
liggen:
ligge (P057p Kuringen)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
26438 |
ligger |
legger:
lęgǝr (P057p Kuringen),
liggersteen:
liggersteen (P057p Kuringen)
|
De onderste, stilliggende molensteen. [N O, 17d; A 42A, 32; N D, 6; Sche 48; Vds 86; Jan 120; Coe 97; Grof 118; monogr.]
II-3
|
33275 |
lijnzaadpap |
lijzemeeldrank:
lēzǝmeǝldrāŋk (P057p Kuringen)
|
De "pap", ofwel het vloeibare veevoer dat van lijnzaadmeel wordt gemaakt. De zegsman uit Maastricht merkt op dat de pap ook medicinale kracht heeft en gebruikt wordt om op een wond te leggen. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [RND 31; monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59]
I-5
|
24567 |
lijsterbes |
klijsterbeer:
kleisterbére (P057p Kuringen),
lijsterbeer:
leisterbére (P057p Kuringen)
|
lijsterbes (Sobus aucuparia) [Lk 04 (1953)]
III-4-3
|
17867 |
links, linkshandig |
slinks:
slingsch (P057p Kuringen),
slinks (P057p Kuringen)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: hij is... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17869 |
linkshandig persoon |
slinkse poot:
ne slinkse poet (P057p Kuringen),
slinkse, een -:
ne slingsche (P057p Kuringen)
|
iemand die meestal zijn linkerhand gebruikt: het is een ... [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
17617 |
lip |
lip:
lep (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
lip [RND] || Zie afbeelding 2.8 en 2.10. [JG 1a, 1b]
I-9, III-1-1
|
18051 |
litteken |
litteken:
ledteeken (P057p Kuringen),
letikən (P057p Kuringen),
littieke (P057p Kuringen)
|
Als een wond of zweer is genezen, blijt de plaats ervan meestal zichtbaar. die plek noemt men dan een .... (Nederl. litteken). [ZND 49 (1958)] || een litteken [ZND 37 (1941)]
III-1-2
|
34133 |
loeien van de koe in het algemeen |
toeten:
tū.tǝ (P057p Kuringen)
|
[N 3A, 5a; JG 1a, 1b; Gwn V, 8; Wi 57; monogr.]
I-11
|
17721 |
loeren |
lonken:
Bet: loeren.
lonke (P057p Kuringen)
|
lonken (uitspraak en betekenis) [ZND 37 (1941)]
III-1-1
|