30887 |
pek |
pek:
pɛk (P057p Kuringen),
pik:
pę̄jk (P057p Kuringen)
|
De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38]
II-10
|
30885 |
pekdraad |
harsedraad:
hasǝndrǭt (P057p Kuringen),
pekdraad:
pɛkdrōt (P057p Kuringen)
|
De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39]
II-10
|
20812 |
pekel |
pekel:
pekǝl (P057p Kuringen),
pikǝl (P057p Kuringen)
|
De zoutoplossing waarin het vlees wordt bewaard. [N 28, 108; monogr.]
II-1
|
25454 |
pekelkuip |
spekkuip:
spɛkǭp (P057p Kuringen)
|
De houten kuip waarin men het gezouten vlees en spek bewaart. [N 28, 110; monogr.]
II-1
|
34116 |
penis van de stier |
schacht:
sxaxt (P057p Kuringen)
|
Mannelijk geslachtsorgaan. [JG 1a, 1b]
I-11
|
21415 |
pennenhouder |
pennenschacht:
penneschacht (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
pennenhouder [ZND 40 (1942)]
III-3-1
|
33566 |
perzik |
peetsel:
pjaatsel (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen)
|
[ZND 05 (1924)]perzik [ZND 05 (1924)]
I-7
|
24856 |
perzikkruid |
reutsel:
rētsǝl (P057p Kuringen)
|
Polygonum persicaria L. Zeer algemeen voorkomend onkruid op bouwland, in tuinen en wegbermen met zeer kleine roze bloempjes in de vorm van een aar, lancetvormige bladen met een zwarte vlek en roze-rode stengels. Het bloeit van juni tot de herfst. De lengte varieert van 20 tot 100 cm. Voor weie (wilgen) zie ook de toelichting bij het lemma Hanepoot. [JG 1b, 1c, 2c; A 60A, 56]
I-5
|
18281 |
pet: algemeen |
klak:
klak (P057p Kuringen, ...
P057p Kuringen),
muts:
mōuts (P057p Kuringen)
|
pet (hoofdbedekking voor mannen) - zijn er verschillende benamingen? [ZND 16 (1934)] || pet, muts, klak [RND]
III-1-3
|
33568 |
peterselie |
petersel:
petərsel (P057p Kuringen),
peterselie:
pitərse.li (P057p Kuringen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)]
I-7
|