20515 |
ranzig |
garstig:
verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m
gasechtig (P057p Kuringen),
gastich (P057p Kuringen)
|
garstig [ZND 23 (1937)]
III-2-3
|
33207 |
rapen |
rapen:
rā.pǝ (P057p Kuringen)
|
De aardappelen oprapen en in een mand bijeen doen, achter de rooiers of achter de rooiende ploeg aanlopend. [N 12, 21; JG 1a, 1b; monogr.; add. uit N 12, 18; A 23, 17d; Lu 1, 17d]
I-5
|
20529 |
rauw |
rauw:
roo vlies (P057p Kuringen)
|
Rauw vlees. [ZND 41 (1943)]
III-2-3
|
22338 |
ravotten |
razen:
roaze (P057p Kuringen)
|
Hoe zeg je: de jongens ravotten (luidruchtig, wild stoeien, spelen)? [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
17902 |
recht vooruitstoten met de armen |
duwen:
dauwə (P057p Kuringen),
stoten:
stu:wətə (P057p Kuringen)
|
Met de armen recht vooruit stoten (stoeken, duwen). [N 109 (2001)]
III-1-2
|
18961 |
rechtvaardig |
rechtvaardig:
rechvjaadich (P057p Kuringen)
|
Rechtvaardig. [ZND 06 (1924)]
III-1-4
|
25083 |
reeks, rij |
rij:
rij (P057p Kuringen)
|
rij [ZND 19A (1936)]
III-4-4
|
22810 |
refrein |
refrein:
refrein (P057p Kuringen)
|
Een refrein (het steeds terugkerende gedeelte van een lied). [ZND 41 (1943)]
III-3-2
|
26544 |
regelrad |
radje:
rēǝtšǝ (P057p Kuringen),
volant:
vǫlǭ (P057p Kuringen)
|
Rad waarmee men de afstand tussen de beide molenstenen kan regelen. De pan in het pasblok is daartoe op een ijzeren lat bevestigd, die met behulp van het rad op en neer geschroefd kan worden. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛlicht, steenlichtɛ.' [Vds 114; Jan 148; Coe 128; Grof 152]
II-3
|
30537 |
regenpijp |
afloopbuis:
aflūp˱bø̜js (P057p Kuringen),
buis:
bø̜js (P057p Kuringen)
|
De buis die het regenwater vanuit de dakgoot naar beneden voert. [N 64, 149a; L 24, 23b; L 24, 38; L B1, 160b; monogr.; Vld.]
II-9
|