34018 |
stilstaan |
hou:
hǫu̯ (P057p Kuringen)
|
Voermansroep om het paard te doen stilstaan. [JG 1b; N 8, 95e en 96; L B 2, 257; L 36, 81e; monogr.]
I-10
|
17738 |
stinken |
stinken:
stinke (P057p Kuringen)
|
Stinken: een vieze reuk van zich geven (stinken, rieken, ruiken , muffen) [N 108 (2001)]
III-1-1
|
24565 |
stinkende gouwe |
wrattenkruid:
vratte krout (P057p Kuringen),
vratte krou̯t (P057p Kuringen)
|
schelkruid [ZND 06 (1924)]
III-4-3
|
19708 |
stoel |
stoel:
stuǝl (P057p Kuringen)
|
Stoel waarin de molenaar zit wanneer hij met behulp van het groot rad molenstenen opheft. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛsteenreepɛ.' [Vds 216; Jan 193]
II-3
|
19659 |
stofblik |
palet:
palette (P057p Kuringen),
plèt (P057p Kuringen),
vuilblik:
zelden gebr.
vøəlblek (P057p Kuringen)
|
stofblik [ZND 21 (1936)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stofvod:
stof˃voͅt (P057p Kuringen)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
roede:
znd 23, 60c;
rooj (P057p Kuringen),
wis:
znd 23, 60c;
wīēs (P057p Kuringen),
zweep:
znd 23, 60c;
zwiep (P057p Kuringen),
zweepje:
znd 23, 60c;
zwiepke (P057p Kuringen)
|
stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
31626 |
stoot |
pegel:
(mv)
pilǝ (P057p Kuringen),
stoot:
stut (P057p Kuringen)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|
34577 |
stootring |
as:
as (P057p Kuringen)
|
Verdikking van de as tussen de asarm en het asblok waardoor het wiel op een veilige afstand van het asblok gehouden wordt. De stootring kan met de as worden meegegoten maar er ook als een los element om bevestigd zijn. [N 17, 52 + 54 + add; N 18, 98d + 99; N G, 49a, 53f; JG 1a; JG 1b; JG 1d; JG 2b; L 20, 20a; L 39, 21 + 22; A 4, 20a; Wi 15; monogr.]
I-13
|
33062 |
stoppeleinde van de schoof |
kont:
kǫ.nt (P057p Kuringen)
|
De onderkant van de schoof, daar waar de halmen afgesneden zijn. Zie afbeelding 7. [N 15, 21a; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|