id | Begrip | Trefwoord: dialectopgave (plaats) | Omschrijving |
---|---|---|---|
33777 | tand, tanden | tand(en): ta.nt (Kuringen [(mv tān)] ) | Achter het codenummer van de plaats is de meervoudsvorm vermeld. Voor een aantal plaatsen beschikken wij evenwel alleen over de enkel- of meervoudsvorm; deze laatste citeren wij als eerste. [JG 1a, 1b; N 8, 17] I-9 |
18731 | tanden poetsen | tanden wassen: z`n taan wasse (Kuringen) | Tanden poetsen [t. wassen] [N 114 (2002)] III-1-3 |
18728 | tandenborstel | tandenborstel: taanbossel (Kuringen) | Een tandenborstel [N 114 (2002)] III-1-3 |
18068 | tandpijn | tandpijn: tandpijn (Kuringen, ... ) | ik heb tandpijn [ZND 34 (1940)] || Kiespijn. Ik heb kiespijn. [Lk 05 (1955)] III-1-2 |
17622 | tandvlees | tandvlees: tantvlis (Kuringen) | hoe noemt men het tandvlees ? [ZND 49 (1958)] III-1-1 |
26510 | tandwieltje | radje: rēǝtšǝ (Kuringen) | Tandwiel waarmee de stand van het schoen kan worden versteld. Op deze wijze kan de graantoevoer naar de stenen worden geregeld. Het tandwiel is in een aantal molens de vervanger van de greinstok. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛde graantoevoer regelenɛ.' [Vds 154; Coe 139; Grof 164; N D, 33 add.] II-3 |
20357 | tante | tant: tant (Kuringen) | tante (moei) [ZND 11 (1925)] III-2-2 |
26411 | tap | tap: tap (Kuringen) | Elk van de uiteinden van de molenboom. Bij houten molenbomen bestaat de tap uit een gietijzeren plaat met een ronde punt. Het plaatvormig gedeelte van de tap, de vleugel, is in een voorgezaagde gleuf in de molenboom ingewerkt. Zie ook afb. 74 en de toelichting bij het het lemma ɛvleugelɛ.' [Vds 71; Jan 76; Coe 68; Grof 88] II-3 |
32620 | tap van de houten gierton | tap: táp (Kuringen) | De in dit lemma verenigde termen hebben wel alle betrekking op de regelbare uitlaat van de oude houten gierton. Sommige lijken vooral de opening aan te duiden, terwijl de meeste wijzen op het voorwerp en/of het mechaniek waarmee de ton van achteren geopend en gesloten werd. Dat kon een oude (bier)kraan met een doorboorde draaistop zijn, maar ook een stop, pin of prop, die soms met behulp van een hefboom, een wipconstructie of met een stuk touw of ijzerdraad uit de uitlaatopening getrokken werd. Termen die vooral de hefboom e.d. lijken te betreffen, zijn aan het einde van dit lemma bijeengezet. [JG 1a + 1b; N P, 6 add.; N 11A, 53e + f; monogr.] I-1 |
32980 | tarwe | tarwe: tarǝf (Kuringen), tɛrǝf (Kuringen) | Triticum L. Sinds de invoering van betere bemestingmethodes groeit de tarwe ook in de Kempen. Het woordtype koren is als nevenvorm opgegeven in: K 316, 317, 318, 360, L 286, 292, 313, 360, 416, P 45, 119, 175, 192, Q 10, 39 en 97; evenwel alléén in de omzetting van de uitdrukkingen "rogge wordt hoger dan tarwe" of "de tarwe groeit welig" en het kan derhalve niet als een gangbare benaming van de plant worden beschouwd en is zodoende ook niet in het lemma opgenomen. Zie ook de toelichting bij het lemma ''graan, koren'' (1.2.1). Zie afbeelding 1, e.' [JG 1a, 1b; L A1, 82; L 7, 75; L 15, 24; L 28, 33; L 34, 55b; L 35, 61; L lijst graangewassen, 7; S 37; Wi 52; Gwn 9, 2; NE 1, 2; monogr.; add. uit N 15, 1a] I-4 |