18392 |
bretel |
bretel (<fr.):
bretelle (P057p Kuringen),
pertel (P057p Kuringen)
|
draagband om een broek op te houden (fr. bretelle) [ZND 35 (1941)]
III-1-3
|
18099 |
breuk |
breuk:
breek (P057p Kuringen),
breuk (P057p Kuringen),
hij is gebroken:
(hee is gebroke) (P057p Kuringen)
|
hij heeft een breuk (in de buik; Fr. hernie) [ZND 22 (1936)]
III-1-2
|
21250 |
brief |
brief:
bri:f (P057p Kuringen)
|
brief [RND]
III-3-1
|
33840 |
briesen |
pruisen:
prǭǝ.sǝ (P057p Kuringen)
|
Proestend, snuivend of blazend geluid met neus en lippen maken. [JG 1a, 1b; L 1, a-m; L 22, 21; N 8, 66 en 67; S 5]
I-9
|
34499 |
broeden, op eieren zitten |
broeden:
briǝ (P057p Kuringen)
|
[N 19, 45; N 19, 44d; Vld.; S 5; L 1a-m; L 22, 22; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12
|
34504 |
broedende kip op eieren |
broed:
brut (P057p Kuringen),
kloek:
kluk (P057p Kuringen)
|
[N 19, 43a; JG 1a, 1b, 2c; L 14, 21; A 6, 1c; S 5; L B2, 320; monogr.]
I-12
|
20216 |
broeder |
broedertje:
be de broederkes (P057p Kuringen)
|
Broeder: hij gaat naar school bij de broeders. [ZND 05 (1924)]
III-3-3
|
34502 |
broeds |
broedkarig:
brutkārex (P057p Kuringen)
|
Op de vraag "Wat zegt u tegen "broeds" in uw dialect?" antwoordt een aantal informanten met een omschrijving. Deze antwoorden vindt men terug onder de als werkwoord aangeduide woordtypen. [N 19, 43b; L 22, 22; S 5; monogr.]
I-12
|
34503 |
broedziek |
broedkarig:
brūdkǭrex (P057p Kuringen)
|
Gezegd van een kip die voortdurend neigingen vertoont om te broeden. [JG 1a, 1b, 2c; S 5; monogr.]
I-12
|
25388 |
broeien |
schouwen:
sxāǝn (P057p Kuringen),
water opgieten:
wɛtǝr ǫpgītǝ (P057p Kuringen)
|
Het varken met heet water begieten om de haren en de opperhuid te weken, opdat de haren gemakkelijk afgekrabd kunnen worden. [N 28, 19; monogr.]
II-1
|