e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
doek -> [wld iii 2.2] witte doek: ’nə wittɛn doeək (Kuringen) een witte doek [ZND 23 (1937)] III-1-3
doffer, mannelijke duif duiver: dòver (Kuringen), dø͂ͅvər (Kuringen), haan: haon (Kuringen, ... ), kropper: kropper (Kuringen) doffer: een mannelijke duif [GV K (1935)] || duif, mannetje [Goossens 2a (1963)], [ZND 18 (1935)], [ZND 39 (1942)] III-4-1
dolle kervel wilde kelver: welǝ kølvǝr (Kuringen), wille kullevər (Kuringen) Chaerophyllum temulum L. Een vrij algemeen voorkomend -naar men aanneemt: giftig- onkruid aan bosranden, akkerkanten en beschaduwde wegbermen met een behaarde, roodgevlekte stengel, witte bloempjes in schermen en veervormig, ingesneden donkergroen blad. Het bloeit van mei tot juli en de lente varieert van 60 tot 120 cm. [A 60A, 16; L 1, a-m; L 6, 35; L 15, 8; S 7; monogr.] || scheerling [ZND 06 (1924)] I-5, III-4-3
dompelen in het water steken: in t wattor stijkə (Kuringen), in watter stijkə (Kuringen, ... ) (in het water) dompelen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] || ge moet het doekje in t water dompelen [ZND 23 (1937)] III-1-2, III-4-4
donderen donderen: donneͅrə (Kuringen, ... ) donderen [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donderwolk donderwolk: donnerwolk (Kuringen) donderwolk [ZND 33 (1940)] III-4-4
donderx donder: donnər (Kuringen, ... ) donder [ZND 01 (1922)], [ZND 23 (1937)] III-4-4
donker, duisterx donker: donkel (Kuringen) (`t is hier) donker [ZND 23 (1937)] III-4-4
dons, nestveren dons: dōns (Kuringen), duivelshaar: dievelshaor (Kuringen), dūvelshaor (Kuringen), pluimpje: plumkes (Kuringen) dons [ZND 35 (1941)] III-4-1
dood (adj. schertsend bedoeld hij heeft zijn koker toegepitst: znd 23, 022b; cf. VD s.v. "toepitsen"= dichtknijpen, -nijpen  he het zijne koker tow gepitst (Kuringen), hij is bij onze lieve heer in de kost: znd 23, 022b;  he es bij slivenier in de kostj (Kuringen), hij is hemelen: znd 23, 022b;  he es hiemələ (Kuringen), hij is hoek om: znd 23, 022b;  he es hok um (Kuringen) dood; schertsende uitdrukking die hiervoor gebruikt wordt [ZND 23 (1937)] III-2-2