e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kuringen

Overzicht

Gevonden: 2406
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kast schap: sxōͅp (Kuringen, ... ) kast [ZND 01 (1922)] || Leg die broden op de kast [ZND 05 (1924)] III-2-1
kat kat: kat (Kuringen) kat [Goossens 1b (1960)] III-2-1
katapult lits: lits (Kuringen) Hoe noemt men het speeltuig, bestaande uit een gevorkt takje, aan de uiteinden waarvan een elastiekje is vastgemaakt en waarmee jongens steentjes wegschieten? [Lk 01 (1953)] III-3-2
katoen katoen: katoen (Kuringen) Uit katoendraden geweven stof. Leverancier van de katoendraad is een kruid-, struik- of boomachtige plant ø̄voor het grootste deel verbouwd in Noord-Amerika, Zuid-Amerika, Egypte (macco of mako), Oost-Indië, China, Ethiopië en Ruslandø̄ (Bonthond, s.v. ø̄katoenø̄). [N 62, 85; N 62, 77; N 62, 75c; N 59, 201; MW; L 1a-m; L 27, 73; L 41, 40a; S 17; monogr.] II-7
katrol katrol: kǝtrǫl (Kuringen) Katrol, in gebruik bij het omhooghijsen van het rund. [N 28, 64; N 28, 65] II-1
kauw kraai: kréie (Kuringen) kerkkauw [ZND 27 (1938)] III-4-1
kazuifel kazuifel: e keseifel (Kuringen), kazeefel (Kuringen) Een kazuifel (misgewaad; de uitspraak juist weergeven). [ZND 36 (1941)] III-3-3
keel keel: kēǝl (Kuringen), strot: strō.t (Kuringen) Zie afbeelding 2.16. [JG 1a, 1b; N 8, 29] I-9
keel, strot strot: stro:d (Kuringen) strot [RND] III-1-1
keelgat strot: stro:wət (Kuringen) Keelgat (keelkoet, keelluik, strot). [N 109 (2001)] III-1-1