34473 |
vrouwelijke kip |
hen:
hen (P187a Kuttekoven)
|
De hen is het wijfje van het tamme huishoen. [N 19, 37; Wi 13; Wi 14; Wi 17; NE II, 10; Gwn 5, 14; A 11, 1c; A6, 1b; L 6, 20a; L 22, 22; L 28, 35; L 42, 5; L 33, 20; L 34, 12; L 34, 13; JG 1a, 1b; S 14; L 1a-m; Vld.; monogr.]
I-12
|
34562 |
wagen |
wagel:
wǭgel (P187a Kuttekoven)
|
Algemene benaming voor een voertuig op vier wielen met een dissel, waarmee men over het algemeen grote lasten vervoerde. Soms werd de wagen ook voor personenvervoer gebruikt. Meestal werden er twee of vier paarden voor gespannen. In de jaren na de tweede wereldoorlog werden de houten wielen geleidelijk aan vervangen door exemplaren met luchtbanden. Wagens komen over het algemeen minder vaak voor dan karren. In Haspengouw neemt de frequentie van de wagen als landbouwvoertuig af van zuid naar noord. Dit heeft te maken met het feit dat in de streek waar de landbouwgrond zwaarder is, de wagen meer in gebruik is. In de Kempen en de Maasvallei komt de wagen niet voor als landbouwvoertuig, maar kent men ze wel als bijvoorbeeld voertuig van de brouwer. In de streken waar de wagens pas in het midden van deze eeuw opgang maakten, kende men ze slechts met luchtbanden. [N 17, 4; N G, 51; JG 1a; JG 1b; JG 1d; Wi 4; L 27, 65; monogr.]
I-13
|
33663 |
wei |
wei:
wēi̯ (P187a Kuttekoven)
|
Dunne, zoete vloeistof die, na de afscheiding van de kaasstof, van de melk overblijft. [L 27, 30 en 31; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 7, 15, 27 en 28; L 2, 7; A 9, 15a en 15b; S 15; Ge 22, 65 en 128; monogr.]
I-11
|
24399 |
wesp |
wesp:
wesp (P187a Kuttekoven)
|
wesp [ZND 27 (1938)]
III-4-2
|
22770 |
winnen |
winnen:
wennen (P187a Kuttekoven)
|
III. Winnen; hij won; gewonnen. [ZND 25 (1937)]
III-3-2
|
24280 |
witte kwikstaart |
ratelstaartje:
roͅtəlstārtje (P187a Kuttekoven),
rətelsta:tje (P187a Kuttekoven)
|
kwikstaart [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-4-1
|
21014 |
wormstekig |
gestoken:
gɛsto.kə (P187a Kuttekoven)
|
wormstekig, gezegd ve appel [Lk 01 (1953)]
III-2-3
|
17679 |
wreef |
striksel:
striksel van de vout (P187a Kuttekoven)
|
de wreef (het gedeelte waar het voorste van het been in de voet overgaat) [ZND 29 (1938)]
III-1-1
|
17892 |
wrijven |
wrijven:
wreiven (P187a Kuttekoven)
|
wrijven [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
17922 |
wringen |
wringen:
wrengen (P187a Kuttekoven)
|
wringen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|