22655 |
drijftol |
dop:
doͅp (P187a Kuttekoven)
|
Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
19310 |
durven |
dorren:
djeuren (P187a Kuttekoven)
|
durven [ZND 25 (1937)]
III-1-4
|
34532 |
een ei |
ei:
ēi̯ (P187a Kuttekoven)
|
[L 1a-m; L 3, 8; L 5, 79; L 26, 13b; L 30, 18b; L 35, 7; JG 1b; RND 123; Vld.; monogr.]
I-12
|
19855 |
een huis huren |
huren:
hy(3)̄rə (P187a Kuttekoven)
|
een huis huren [ZND 27 (1938)]
III-2-1
|
22780 |
een kring op de grond trekken |
een ring op de grond trekken:
éne renk op de grond treͅkken (P187a Kuttekoven)
|
Een kring op de grond trekken. [ZND 29 (1938)]
III-3-2
|
34536 |
ei zonder schaal |
schaals ei:
sxoi̯lsęi̯ (P187a Kuttekoven)
|
Ei dat alleen door een vlies is omgeven en dat geen schaal heeft. [N 19, 54a; N 7, 11; JG 1b, 1c, 2c; L 5, 80; Vld.; L B2, 366; monogr.]
I-12
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
eeten (P187a Kuttekoven)
|
eten [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
21259 |
fietser |
velojager:
de twie vēͅlojaagers kreuse malkander (P187a Kuttekoven)
|
De twee fietsers kruisen elkaar, [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|
21345 |
fluisteren |
fezelen:
Van Dale: fiezelen, (gew.) fezelen.
fīzele (P187a Kuttekoven)
|
fluisteren [ZND 30 (1939)]
III-3-1
|
28847 |
garen |
garen:
gǫān (P187a Kuttekoven)
|
Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.]
II-7
|