e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
andere voorwerpen in bikkelspel {z. toel.}: met loden bikkels  z. toel. (Kwaadmechelen) Wordt (werd) een dergelijk spel wel gespeeld, maar met andere voorwerpen? [N R (1968)] III-3-2
andijvie andijve: andijf (Kwaadmechelen, ... ), andijvie: andēͅvi (Kwaadmechelen), andijvie (Kwaadmechelen, ... ) [Goossens 1b (1960)] [ZND 01 (1922)] [ZND 32 (1939)] I-7
angel angel: aŋǝl (Kwaadmechelen), áŋǝl (Kwaadmechelen), nangel: naŋǝl (Kwaadmechelen) Het verdedigingsmiddel van de bij dat zich aan het achterlijf bevindt. Het is een scherp, hol spiesje, van weerhaakjes voorzien en verbonden met een gifblaasje. Hiermee steken moer en werkbij. De dar mist dit wapen. [N 63, 73a; L 32, 26; JG 1a+1b; monogr.] II-6
angel van bij of wesp angel: nangel (Kwaadmechelen), IPA  aŋəl (Kwaadmechelen) angel, van bij of wesp [ZND 32 (1939)] || Hoe noemt u het orgaan waarmee bijen en wespen steken (angel) [N 83 (1981)] III-4-2
angelusklok bedeklok: de beiklok laod (Kwaadmechelen) De angelusklok luidt. [ZND 32 (1939)] III-3-3
anjelier giroffel: ook ZND 1 (a-m) en ZND 1u, 007  djirof (Kwaadmechelen), giroffel (Kwaadmechelen) Anjelier, Fr. oeillet, Lat. Dianthus [ZND 15 (1930)] I-7
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) girof: -  girof (Kwaadmechelen) tuinanjer III-2-1
anker anker: aŋʔǝr (Kwaadmechelen) Stuk ijzer dat wordt gebruikt om muren, vloeren, gordingen etc. met elkaar te verbinden. Het is gewoonlijk samengesteld uit een schieter en een veer. De schieter vormt het metalen onderdeel aan de buitenzijde van de muur en bestaat uit een metalen staaf die in het midden een nok heeft. De veer brengt de verbinding tussen schieter en muur of vloer tot stand. Schieter en veer kunnen met behulp van één of meer spieën aan elkaar worden bevestigd. Zie ook afb. 72. De woordtypen 'strijkanker', 'trekanker' en 'strekanker' worden specifiek gebruikt voor een anker waarvan de veer in de dwarsrichting over twee of drie balken ligt. Het dient om muren te verankeren die evenwijdig lopen met de balklaag. [N 31, 38; N 4A, 51b; N 54, 123b; N 54, 124a; N 54, 126; monogr.] II-9
appel, algemeen appel: appel (Kwaadmechelen, ... ) [ZND 01 (1922)] [ZND 26 (1937)] I-7
appelbol appelbol: Syst. IPA  ápəlbo̝l (Kwaadmechelen), gebakken appel: gebakken appel (Kwaadmechelen), oogstappel: oogstappel (Kwaadmechelen) appel in deeg gedraaid en in de oven gebakken [ZND 32 (1939)] || Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)] III-2-3