18725 |
kam |
kam:
kam (K314p Kwaadmechelen)
|
kam, kammen (mv.) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
18564 |
kamerjas |
kamerjas:
mannen
koͅmərjas (K314p Kwaadmechelen),
peignoir (fr.):
vrouwen
pømwār (K314p Kwaadmechelen)
|
kamerjas [sjamberloe] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19453 |
kamerstoel |
kamerstoel:
kamərstul (K314p Kwaadmechelen)
|
Klein draagbaar gemak in de vorm van een stoel (gemakstoel, kakstoel, kamerstoel, kakkedoor, stilletje) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
24509 |
kamille (alg.) |
kamille:
-
kamil (K314p Kwaadmechelen),
paardsoog:
Roomse kamille (Anthemis nobilis L.)
petsuəX (K314p Kwaadmechelen)
|
echte kamille [DC 50 (1975)] || roomse kamille [DC 50 (1975)]
III-4-3
|
18638 |
kamizool |
kamizool (<fr.):
Kiel uit zware stof, gedragen door vrouwen.
kaməzol (K314p Kwaadmechelen)
|
kamizool, in de betekenis van soort kledingstuk; betekenis/uitspraak [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18724 |
kammen |
kammen:
kamən (K314p Kwaadmechelen)
|
kammen (ww.) [ZND A1 (1940sq)]
III-1-3
|
21173 |
kanaal |
kanaal:
ou genne kant vant kanoul (K314p Kwaadmechelen),
vaart:
ən vōͅət (K314p Kwaadmechelen)
|
Aan genen kant (niet aan deze kant) van het kanaal [ZND 24 1937)] || een vaart [ZND A1 (1940sq)]
III-3-1
|
33116 |
kap aan de vlegelknuppel |
kap:
kap (K314p Kwaadmechelen)
|
In tegenstelling tot de kap aan de vlegelstok die van ijzer is, is de kap aan het slaghout van leer. De meest voorkomende vorm van deze kap is een zeer stevig stuk taai varkensleer (in Q 9: van ezelleer); aan de uiteinden zitten enkele gaatjes, waar een leren veter doorheen wordt gehaald waarmee de kap, met een lus, om de vlegelknuppel wordt vastgesnoerd. Daartoe zijn in de enigszins afgeplatte kant van de knuppel enkele (doorgaans drie) inkepingen gemaakt waar de veters doorheen lopen. Zie afbeelding 10, d. In L 286 tekent de zegsman een vlegelknuppel met een gat erin, waardoor de vlegelband loopt. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
33115 |
kap aan de vlegelstok |
oog:
uǝx (K314p Kwaadmechelen)
|
Het uiteinde van elk van beide vlegelhouten voorzien van een kap die dient om de twee houten delen aan elkaar te bevestigen en wel op zo''n manier dat de slaande werking van de vlegel bij het dorsen optimaal is. Bij de meest voorkomende scharnierconstructie is de kap aan de vlegelstok van metaal en die aan de vlegelknuppel van leer. In dit lemma gaat het dus om de metalen kap aan de vlegelstok; meestal is er een beugel aangesmeed; deze ring of oog is vaak benoemingsmotief voor de gehele kap. Zie afbeelding 10, c. Soms vindt men, in plaats van de metalen kap, aan het uiteinde van de vlegelstok twee geboorde gaten waar de vlegelband doorheen loopt; de zegslieden van L 282 en 288 geven dit uitdrukkelijk op; zie afbeelding 10, f. [N 14, 3b, 3d en 3e; JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|
18677 |
kap van een lange schoudermantel |
kap:
kap (K314p Kwaadmechelen)
|
kap van lange schoudermantel zonder mantel [kovel, keuvel] [N 23 (1964)]
III-1-3
|