e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
kievitsbonen (kievits- enz.)eitje: IPA, omgesp.  ājʔə* (Kwaadmechelen) Een kievitsboon, een gespikkelde bruine boon (panachee, boterboon, kievitsboon, vreemdeboon, eitje, volterseke). [N 82 (1981)] I-7
kikker vors: vøs (Kwaadmechelen) kikvors, puit [RND] III-4-2
kikkerdril vorsendrek: vøͅsndrɛk (Kwaadmechelen) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkerdril (2, bewerkt) (-)drek, gedrek: vøͅsndrɛk (Kwaadmechelen) kikkerrit [RND] III-4-2
kikkervisje dikkop: dikkop (Kwaadmechelen) kikkervisje [ZND 34 (1940)] III-4-2
kin kin: ken (Kwaadmechelen) kin [N 10b (1961)] III-1-1
kind (algemene benaming) kind: kent (Kwaadmechelen), kint (Kwaadmechelen) kind (een - dopen) [ZND 23 (1937)] || kind; mijn lief kind, blijf hier beneden staan, de kwade ganzen bijten u dood [ZND 04 (1924)] III-2-2
kinderkleren kindertjesgoed: kenə’əsxut (Kwaadmechelen) kinderkleren, kinderkleertjes [N 23 (1964)] III-1-3
kinderschort met mouwen kindertjesvoorschoot: kennəʔəsvöschöjʔə (Kwaadmechelen), kenəʔəsvøsXøjʔə (Kwaadmechelen) kinderschort met mouwen [smul] [N 24 (1964)] III-1-3
kinderstoel kakstoel: kakstul (Kwaadmechelen) Stoel voor kleine kinderen op hoge poten met een armleuning en een tafelblad ervoor, eventueel met een potje onder de zitting (kakstoel, krokstoel, kloef) [N 79 (1979)] III-2-1