18230 |
klomp |
hool:
hool (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
hōl (K314p Kwaadmechelen)
|
In het algemeen de benaming voor schoeisel dat is vervaardigd uit een uitgehold stuk hout. Er bestaan verschillende soorten klompen. Zie ook de lemmata ɛhoge klompɛ, ɛlage klompɛ etc.' [N 24, 70a; N 86, 46; A 15, 31b; L 36, 38; monogr.] || klomp (Frans: sabot) [klomp, blok] [N 24 (1964)] || klomp; Hoe heet een houten schoeisel (fr. sabot)? [ZND 36 (1941)]
II-12, III-1-3
|
18245 |
klompschoen |
blokschoen:
blokschoen (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
klompschoen (zwart) bestaande uit een houten zool en een lederen schoenachtig bovengedeelte [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20531 |
klonteren |
klonteren:
kloͅʔərə (K314p Kwaadmechelen)
|
klonteren; Hoe noemt U: Tot klonters koken, gezegd van b.v. pap (koeken, klonteren) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
23281 |
klooster |
klooster:
klu[ə}stər (K314p Kwaadmechelen),
kləstər (K314p Kwaadmechelen)
|
Een klooster. [ZND A2 (1940sq)]
III-3-3
|
23280 |
kloosterorde |
orde:
de orde (K314p Kwaadmechelen)
|
Een strenge orde (kloosterorde geef aan of het woord mannelijk, vrouwelijk of onzijdig is. [ZND 40 (1942)]
III-3-3
|
19405 |
klopper, garde |
klopper:
kloͅpər (K314p Kwaadmechelen)
|
Keukeninstrument voor b.v. het kloppen van room of eieren bestaande uit een aantal lusvormige draden die in een handgreep samenkomen (klopper, garde) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18120 |
kloven |
kloven:
kloeweven (K314p Kwaadmechelen)
|
kloven in de hand [kloove, klieve, sprunge, kreewe] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
22659 |
klucht |
klucht:
ən kløxt (K314p Kwaadmechelen)
|
Een klucht. [ZND A1 (1940sq)]
III-3-2
|
33675 |
kluit aarde |
klot:
klot (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 27, 36; S 18; R 3, 8; L 28, 8; L 28, 9; L 1a-m; L B2, 290; ALE 257; Vd.; monogr.]
I-8
|
21080 |
knabbelen |
knabbelen:
knabbelen (K314p Kwaadmechelen)
|
knabbelen [knibbele] [N 10 (1961)]
III-2-3
|