33360 |
lage kachel voor de ketel met was of veevoer |
fornuis:
fǝrnāǝi̯ (K314p Kwaadmechelen)
|
De lage kachel waarop de ketel met was of veevoer verwarmd wordt. De benamingen met ketel doen denken aan een gecombineerde ketel en kachel, vast verbonden, met een grote inhoud. Een bereklauw heeft drie poten. De kachel dient niet om een ruimte te verwarmen. Sommige benamingen wijzen op de afwezigheid van een kachel of op de aanwezigheid van een open vuur. Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [L 23, 58c; monogr.]
I-6
|
32447 |
lage klomp |
lage hool:
liǝgǝn [hool] (K314p Kwaadmechelen)
|
Klomp met een lage en korte kap die slechts het voorste deel van de voet bedekt. Over de klompopening is een leren riem aangebracht die door middel van kleine spijkertjes met platte kop wordt vastgezet. Zie ook afb. 260. Het woord(deel) klomp is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛklompɛ.' [N 24, 70c; monogr.]
II-12
|
18377 |
lage klomp? |
lage hool:
liəgənhōl (K314p Kwaadmechelen)
|
klomp, lage open ~ met een riem over de wreef [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18351 |
lakschoen |
laquschoen (<fr.):
lakeeschoene (K314p Kwaadmechelen),
lakēsXunə (K314p Kwaadmechelen)
|
lakschoenen [gelakkerde sjeun] [N 24 (1964)]
III-1-3
|
18147 |
lam |
lam:
lam (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen,
K314p Kwaadmechelen),
lammetje:
lɛmǝʔǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Jong van het schaap in het algemeen. Zie afbeelding 5. [N 70, 3; R 3, 36; S 20; Wi 5; Wi 12; L 20, 22c; L 6, 25; L 1a-m; JG 1a, 1b; AGV, m 3; A 2, 45; A 2, 1; A 4, 22c; Vld.; monogr.] || ze is lam [ZND 29 (1938)]
I-12, III-1-2
|
34412 |
lammeren |
lammen:
lamǝn (K314p Kwaadmechelen),
lámǝ (K314p Kwaadmechelen),
lemmeren:
lęmǝrǝn (K314p Kwaadmechelen)
|
Jongen ter wereld brengen, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 67; JG 1a, 1b; L 29, 32; L 1a-m; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
20669 |
lammetjespap |
boekweitpap:
Syst. IPA
bu̞ʔəi̯páp (K314p Kwaadmechelen)
|
Pap van boekweitmeel (lemmekespap?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19584 |
lamp |
lamp:
lāmp (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
lamp [ZND 01 (1922)], [ZND 29 (1938)]
III-2-1
|
19485 |
lampenpit |
wiek:
wiek (K314p Kwaadmechelen)
|
lampepit van katoen in een petroleumlamp (limet, lemmet, lemment, lemmert) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
21578 |
land |
land:
laand (K314p Kwaadmechelen),
land (K314p Kwaadmechelen)
|
land [ZND 29 (1938)]
III-3-1
|