17647 |
lies |
lies:
liezen
lies (K314p Kwaadmechelen),
vang:
vank (K314p Kwaadmechelen),
vaŋk (K314p Kwaadmechelen)
|
de lies (plooi van de dij) [ZND 30 (1939)] || De twee huidplooien die de grens vormen tussen het onderste gedeelte van de buik en het bovenste gedeelte van het been. Zie afbeelding 2.28. [JG lb; N 8, 32.10] || lies, liezen [den dunne, lieze, lieses] [N 10 (1961)]
I-9, III-1-1
|
24343 |
lieveheersbeestje |
lievevrouwbeestje:
li.vrɛ:vbɛskə (K314p Kwaadmechelen)
|
lieveheersbeestje [DC 49 (1974)]
III-4-2
|
17816 |
liggen |
liggen:
ligge (K314p Kwaadmechelen)
|
liggen [ZND 25 (1937)]
III-1-2
|
33474 |
liggend dakvenster |
dakvenster:
dak˲vē̜ ̞nstǝr (K314p Kwaadmechelen)
|
Een dakvenster is een liggend raampje op het dak dat meestal geopend kan worden en dat dient ter belichting en beluchting van de zolder, ook wel als toegang tot het dak bij bijv. reparaties of om door naar buiten te kijken. Het is meestal te klein om hooi door te laten, maar grotere vensters kunnen wel daartoe dienen (zie het lemma "hooivenster", 3.4.5). [N 4A, 45c; monogr.]
I-6
|
24485 |
liguster |
liguster:
IPA, omgesp.
ligøstər (K314p Kwaadmechelen),
spaans groen:
IPA, omgesp.
spāns gryn (K314p Kwaadmechelen)
|
De liguster; een struik van 1-4 m hoogte met grauwe opgerichte takken, heeft witte bloemen en zware kogelvormige erwt-grote bessen; zeer bekend als haagplant (merekenspalm, theeboom, mondhout, heggesering). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18831 |
lijden |
lijden:
lēͅən (K314p Kwaadmechelen)
|
lijden [ZND A2 (1940sq)]
III-1-4
|
20464 |
lijkbidder |
lijkbidder:
znd 1 a-m; znd 30, 25;
lijkbidder (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
lijkbidder [ZND 30 (1939)] || lijkbidder (fr. croquemort) [ZND 01 (1922)]
III-2-2
|
21098 |
lijnzaadmeel |
lijzemeel:
lɛ̄zǝmēl (K314p Kwaadmechelen)
|
De gedroogde pulp die overblijft na het slaan van de olie uit het lijnzaad. Het meel wordt als veevoeder gebruikt. Indien in samenstellingen met lijnzaad- dit woorddeel onverkort is gebleven en gelijk aan de opgave voor lijnzaad in dat lemma, dan is hier naar de variant van het lemma Lijnzaad, Vlaszaad verwezen. Voor de typen lijzend en lijzens naast lijzaad zie de toelichting bij het lemma Lijnzaad, Vlaszaad. [monogr.; add. uit L 1 a-m; L 1 u, 149; L 42, 59; RND 31]
I-5
|
20492 |
likken |
lekken:
leͅʔə (K314p Kwaadmechelen)
|
likken; Hoe noemt U: Met de tong over iets heen en weer gaan om zo het voedsel op te nemen (likken, lekken, leppen) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20725 |
limburgse kaas |
stinkkaas:
Syst. IPA
steŋkkēs (K314p Kwaadmechelen)
|
Limburgse kaas, Hervese kaas (stinkkaas, rommedoe?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|