20909 |
mayonaise |
mayonaise:
màjònéés (K314p Kwaadmechelen)
|
mayonaise [RND]
III-2-3
|
18129 |
mazelen |
mazelen:
moazelən (K314p Kwaadmechelen),
mazeren:
maozeren (K314p Kwaadmechelen)
|
de mazelen (kinderziekte) [ZND 31 (1939)]
III-1-2
|
18235 |
medaillon |
medaille:
een geire medalie (K314p Kwaadmechelen)
|
een gouden medaille [ZND 38 (1942)]
III-1-3
|
18855 |
medelijden |
compassie:
compassie (K314p Kwaadmechelen)
|
medelijden [ZND 33 (1940)]
III-1-4
|
17849 |
meegaan |
meegaan:
dan gaenə wə mē (K314p Kwaadmechelen)
|
Dan gaan we met u mee. [ZND 04 (1924)]
III-1-2
|
21038 |
meel |
meel:
mēl (K314p Kwaadmechelen)
|
Het gemalen, maar nog niet bewerkte graan. Het woordtype boulté, het voltooid deelwoord van het Waalse ɛboulterɛ, ɛbouleterɛ, ø̄builenø̄, duidt er mogelijkerwijs op dat het graan in de genoemde plaatsen al een bepaalde bewerking heeft ondergaan. Zie ook het lemma ɛgemalen, niet gezuiverd graanɛ in wld II.1, pag. 85.' [Wi 53; JG 1a; JG 1b; l monogr.; N O, 37b; Sche 49; Sche 55; Vds 144; Vds 145; Vds 159; Jan 151; Jan 167; Jan 242; Coe 152; Coe 217; Grof 153; Grof 176; monogr.; Vld; Jan 9; Jan 10; Jan 11; Jan 14; Coe 9; Coe 14; N O, 24a; A 42A, 40; N D, 23; A 42A, 36 add.; N O, 19b]
II-3
|
25478 |
meelopslagplaats |
magazijn:
magazɛ̄n (K314p Kwaadmechelen)
|
De ruimte of plaats waar het meel opgeslagen wordt. [N 29, 105b; N 29, 105e]
II-1
|
32759 |
meer dan een spade diep spitten |
twee schuppen (graven):
twii̯ǝ sxøpǝn (K314p Kwaadmechelen)
|
Om de ondergrond los te maken of naar boven te halen, moet men dieper spitten dan normaal. Men kan dan bij het graven van een voor op elke "bovenste" steek een diepere steek laten volgen, ofwel een gewone voor spitten om deze vervolgens dieper uit te steken. [N 11, 66; N 11A, 148c + d; N 27, 10a add.]
I-1
|
20407 |
meerderjarig |
meerjarig:
znd 1 a-m; 1u, 158; 31, 23b; cgl. VD s.v. "meerjarig"(germ.) = "meer dan een maand geduurd hebben"; mar.: dus niet in de betekenis van mondig!
mierjoarig (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen,
K314p Kwaadmechelen)
|
meerderjarig [ZND 01u (1924)] || meerderjarig (boven de 21 jaar) [ZND 01 (1922)] || meerderjarig ; hij is - (boven de 21 jaar) [ZND 31 (1939)]
III-2-2
|
24209 |
meerkoet |
moosloper:
doorgaans Frings, soms eigen spelling
mōsluəpər (K314p Kwaadmechelen)
|
meerkoet (38 witte bles en bek; niet zo algemeen; niet op kleine watertjes; meestal met velen bijeen; roep keffend [N 09 (1961)]
III-4-1
|