34014 |
naar rechts |
hut:
høt (K314p Kwaadmechelen)
|
Voermansroep om het paard naar rechts te doen gaan. [JG 1b; N 8, 95a en 96; L 1 a-m; L B 2, 256; L 26, 2; L 36, 81d; S 12; monogr.]
I-10
|
24213 |
nachtegaal |
nachtegaal:
nachtegoal (K314p Kwaadmechelen),
doorgaans Frings, soms eigen spelling
naxtəgōͅl (K314p Kwaadmechelen)
|
nachtegaal [ZND 39 (1942)] || nachtegaal (16,5 bekend; kleine bruine vogel met rossige staart; vrij zeldzame zomervogel; verborgen levend; beroemd om de zang [N 09 (1961)]
III-4-1
|
18609 |
nachthemd |
nachthemd:
nachthum (K314p Kwaadmechelen)
|
nachthemd [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18608 |
nachtjapon |
nachtkleed:
naxtkliəd (K314p Kwaadmechelen),
slaapjak:
sloͅpjak (K314p Kwaadmechelen),
slaapkleed:
sloͅpkliət (K314p Kwaadmechelen)
|
nachtjapon [nachtpon, bedjak, nachtjak, jak] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18607 |
nachtkleren |
slaapkleren:
sloͅpkliər (K314p Kwaadmechelen)
|
nachtkleding in het algemeen [t naachtdinge] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24214 |
nachtzwaluw |
geitenmelker:
doorgaans Frings, soms eigen spelling
jaʔəmeͅlʔər (K314p Kwaadmechelen)
|
nachtzwaluw (27 vrij zeldzame zomervogel; meest op de hei; bruin met allerlei streepjes en vlekjes; overdag onvindbaar; maakt geen nest; roep ratelend [errrrrr-orrrrr] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34179 |
nageboorte van de koe |
vuil:
vø̜̄l (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 3A, 57a; JG 1a, 1b; A 33, 19b; monogr.]
I-11
|
33881 |
nageboorte van het paard |
(het) vuil:
t ˲vø̜̄l (K314p Kwaadmechelen)
|
Moederkoek die na de geboorte van het veulen afkomt. [A 33, 19a; N 8, 54 en 55]
I-9
|
17770 |
nagel |
nagel:
nōͅgəl (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
een nagel [ZND A1 (1940sq)] || een nagel, (nagels) [ZND A2 (1940sq)]
III-1-1
|
32986 |
nagewas |
bamisvoeder:
bǭmǝsfoi̯ǝr (K314p Kwaadmechelen)
|
Het tweede gewas dat op een veld wordt geteeld nadat men er eerder al geoogst heeft. Bamis is een verkorting van ''Bavo-mis'', ofwel 1 oktober, feest van Sint Bavo; het heeft dan ook de betekenis van "herfst". Vergelijk het lemma ''zaaien, van nagewas'' (2.3). [JG 1a, 1b; monogr.]
I-4
|