e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
pasteitje vid-tje: Syst. IPA  vedēʔə (Kwaadmechelen) Klein pasteitje, de niet gevulde vorm van deeg (viedeeke?) [N 16 (1962)] III-2-3
pastinaak witte peen: witte peen (Kwaadmechelen) pastinaak [ZND 05 (1924)] I-7
pastoor pastoor (<lat.): pa’sto.ər (Kwaadmechelen) pastoor [RND] III-3-3
patates frites friet: frĭĕj (Kwaadmechelen), Syst. IPA  fret (Kwaadmechelen) de staafjes aardappel die in vet gebakken en ook wel in zakjes verkocht worden? [DC 46 (1971)] || Patates frites (friet, petat?) [N 16 (1962)] III-2-3
pater pater (lat.): pu.ʔər (Kwaadmechelen) pater [RND] III-3-3
patrijs patrijs: doorgaans Frings, soms eigen spelling  patrijs (Kwaadmechelen) patrijs (30 overal in troepen op akkers; bruin hoefijzer op de buik; jachtvogel [N 09 (1961)] III-4-1
patroonheilige, kerkpatroon patroon (<fr.): de patroen: baas  ne patroen (Kwaadmechelen), nen patroeën: bâos  patroeën (Kwaadmechelen) Een patroon: uitspraak. [ZND 40 (1942)] III-3-3
paus paus: de puis (Kwaadmechelen), pø͂ͅs (Kwaadmechelen) De paus. [ZND 40 (1942)] || Een paus. [ZND A2 (1940sq)] III-3-3
pek pek: pɛk (Kwaadmechelen) De kleverige, zwarte massa die de schoenmaker gebruikt om een draad mee in te smeren. [N 60, 197b; N 36, 44; L 40, 38] II-10
pekdraad pekdraad: pɛkdrǭt (Kwaadmechelen) De draad die men maakt door hennepvezels in elkaar te draaien en met pek in te smeren. [N 60, 195a; N 60, 238a; N 36, 44; L 40, 39] II-10