29421 |
pottenbakker |
pottenbakker:
pǫtǝn˱baʔǝr (K314p Kwaadmechelen)
|
Ambachtsman die uit klei potten en ander aardewerk vervaardigt. De woordtypen pottenman (Q 95, Q 193) en aardewerker (Q 95) werden in de betreffende plaatsen gebruikt voor een arbeider in een aardewerkfabriek. [L 34, 20; A 45, 34; N 49, 60a; monogr.]
II-8
|
27074 |
praam |
prang:
praŋ (K314p Kwaadmechelen)
|
Neusknijper om het paard in bedwang te houden. Een praam bestaat uit een houtje met een lus eraan, die rond de bovenlip van het paard wordt gelegd en met het houtje wordt aangedraaid. Er bestaan ook metalen neusknijpers met deze functie (zie o.a. de termen muilijzer, tandijzer en gebitijzer). [JG 1b, 1c, 2c; N 13, 85; N 33, 377 en 380; S 28; monogr.]
I-10
|
21006 |
prei |
poor:
pooər (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
pōr (K314p Kwaadmechelen)
|
[Goossens 1b (1960)] [ZND 05 (1924)] [ZND 15 (1930)]
I-7
|
20667 |
preisoep |
poorsoep:
Syst. IPA
po̞u̯ərsop (K314p Kwaadmechelen)
|
Preisoep (Poorsop?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
23307 |
priestersteek met ronde luifel |
steek:
steek (K314p Kwaadmechelen)
|
priestersteek met ronde luifel [N 25 (1964)]
III-3-3
|
22862 |
prijzen (mv.) |
prijzen:
prɛ.zn (K314p Kwaadmechelen)
|
prijzen (mv.) [RND]
III-3-2
|
33740 |
prikkeldraad |
pinnetjesdraad:
penǝkǝsdrǭt (K314p Kwaadmechelen),
penǝʔǝsdrǭt (K314p Kwaadmechelen),
penǝʔǝzdrǭt (K314p Kwaadmechelen)
|
Twee- of driedraads gevlochten ijzerdraad van scherpe punten voorzien waarmee men een weide of een stuk grond afspant. [N M, 6b; N M, 6a; L 40, 73; JG 1b; L 32, 45 add.; Vld.; Gwn 16, 11; A 25, 4f; A 25, 8 add.; monogr.]
I-8
|
22356 |
priktol |
kapdop:
kapdop (K314p Kwaadmechelen),
Extra handgeschreven fiche in fichesbakken.
kapdop (K314p Kwaadmechelen),
pindop:
pindoͅp (K314p Kwaadmechelen),
Auch kapdop.
pindop (K314p Kwaadmechelen),
Extra handgeschreven fiche in fichesbakken.
pindop (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe noemt men een dergelijk stuk speelgoed dat in bezeging wordt gebracht met behulp van een touwtje dat er omheen wordt gedraaid? [priktol] [Lk 03 (1953)] || Priktol (= werptol: door middel van een erom gewonden touw werpt men hem draaiend op de grond). [ZND 16 (1934)] || Wurfkreisel.
III-3-2
|
17742 |
proeven |
proeven:
pruuven (K314p Kwaadmechelen),
pry(3)̄və (K314p Kwaadmechelen),
pry(3)̄vən (K314p Kwaadmechelen)
|
proeven [ZND A2 (1940sq)] || proeven [pruuve, pruujve] [N 10 (1961)] || proeven; Hoe noemt U: Een kleine hoeveelheid voedsel of drank in de mond nemen om te onderzoeken hoe het smaakt (keuren, proeven) [N 80 (1980)]
III-1-1, III-2-3
|
19272 |
profiteren |
profiteren:
profiteëren (K314p Kwaadmechelen),
van de gelegenheid profiteiren (K314p Kwaadmechelen)
|
Van de gelegenheid (occasie) profiteren. [ZND 40 (1942)]
III-1-4
|