e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schuw bang: IPA  baŋ (Kwaadmechelen) Hoe noemt u vreesachtig, schrikachtig, gezegd van dieren (schuw, schouw) [N 83 (1981)] III-4-2
scrotum beurs: bø̜s (Kwaadmechelen) Teelzak van de stier. [JG 1a, 1b] I-11
seksen sekken: sękǝ (Kwaadmechelen), seksen: sɛksǝ (Kwaadmechelen) Bij kuikentjes de haantjes van de hennetjes afzonderen en ze vervolgens doden. Haantjes zijn er minder nodig en het is onvoordelig om die lang eten te blijven geven. [N 19, 58; JG 1a, 1b] I-12
selderij selder: seͅldər (Kwaadmechelen), IPA, omgesp.  sɛldər* (Kwaadmechelen) [Goossens 1b (1960)]Selderij; de welbekende schermbloemige moesplant die gekweekt wordt als soepgroente waarvoor zowel de blaadjes en de stengel als de wortel gebruikt wordt (selderij, selderie, selder, seljer). [N 82 (1981)] I-7
sering balsemien: 6x  belzemien (Kwaadmechelen), jasmijn: -  jasmijn (Kwaadmechelen, ... ), Komt voor in WLD III, Flora; daar ontbreekt het ZND materiaal; aan ZND 02 is hier toegevoed het materiaal van ZND 15 (1930), 022  jasmijn (Kwaadmechelen) sering || Syringa vulgaris, Fr. Lilas [ZND 02 (1923)] I-7, III-4-3
servies servies: sərvīs (Kwaadmechelen) Bij elkaar horend vaatwerk voor eten en drinken (servies, gleiswerk, breekwerk) [N 79 (1979)] III-2-1
sierkleedje, antimakassar doekje: dukskə (Kwaadmechelen) Gehaakt kleedje of lapje over de rugleuning van stoel of canapé (lapje, kleedje) [N 79 (1979)] III-2-1
sierlijke omslagdoek gestikken neusdoek: jəste’ə nøͅzduk (Kwaadmechelen) omslagdoek, sierlijke ~ met franjes, thans nog wel in gebruik als kapstok- of tafelkleedje [draadjesneusdoek, fraanjeldook] [N 23 (1964)] III-1-3
sigaar sigaar: sigaar (Kwaadmechelen), sigaren (Kwaadmechelen) sigaar [ZND 32 (1939)] III-2-3
sigarenpijpje sigarenpijpje: səgarəpeͅpkə (Kwaadmechelen) sigaarhouder; Hoe noemt U: Pijpje waarin men een gedeeltelijk opgerookte sigaar steekt om hem helemaal op te kunnen roken (spit) [N 80 (1980)] III-2-3