e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
sneeuwbui sneeuwbijs: snie(j)el beis (Kwaadmechelen) sneeuwbui, sneeuwvlaag [sneeuwvlei] [N 22 (1963)] III-4-4
sneeuwen sneeuwen: snīəvə (Kwaadmechelen, ... ) sneeuwen [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] III-4-4
sneeuwklokje sneeuwklokje: -  sniəfklokskə (Kwaadmechelen) sneeuwklokje [DC 56 (1981)] III-4-3
sneeuwx sneeuw: snīəf (Kwaadmechelen, ... ), snêêf (Kwaadmechelen), sniejel.  sni(j)əl (Kwaadmechelen) sneeuw [RND], [ZND 04 (1924)], [ZND 07 (1924)] || sneeuw [schimmel] [N 22 (1963)] III-4-4
snel, vlug vlot: vlot (Kwaadmechelen) vlug [Lk 01 (1953)] III-4-4
snijbonen krombekken: IPA, omgesp.  kroͅmbɛk* (Kwaadmechelen) Een soort van snijboon of van peul waarvan de dop een kromme vorm heeft (krombek, mussebek). [N 82 (1981)] I-7
snikken snoffen: snoffen (Kwaadmechelen) snikken [snoffe] [N 10 (1961)] III-1-4
snoepgoed snoep: snøp (Kwaadmechelen) snoepgoed; Hoe noemt U: Zoetigheid, lekkernij, snoeperij, snoepgoed (mem, smul, lekker, lakker, snoep, lekkergoed, lekkerigheid, sneukelderij, snuisterij, kokerel, zoetigheid, grevegoed) [N 80 (1980)] III-2-3
snoepje snoepje: snøpkə (Kwaadmechelen) snoepje; Hoe noemt U: Een stukje snoepgoed (babbeltje, snoepje) [N 80 (1980)] III-2-3
snoer snoer: snūr (Kwaadmechelen) Bewegend deel van de zweep dat aan de steel bevestigd is. Een aantal informanten verdeelt het snoer nog in een onderste gedeelte dat aan de stok bevestigd is, en een dunner (gevlochten) gedeelte, waaraan de kletsoor bevestigd is. De benamingen die met zekerheid refereren aan dat dunnere gedeelte, worden apart vermeld. [N 13, 95b; S 47; R 14, 20; monogr.] I-10