17753 |
snor |
karekiet:
doorgaans Frings, soms eigen spelling
karrekiet (K314p Kwaadmechelen)
|
sprinkhaanrietzanger / snor (12,5 / 14 zeer verborgen levend in riet en struiken; alleen krekelachtig snorrend geluid is te horen; een soort leeft in hoogveen-, de andere in laagveenmoerasjes [N 09 (1961)]
III-4-1
|
34510 |
snot |
snotziekte:
snotzektǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Coryza avium contagiosa of snot is een verkoudheid, gepaard gaande met neusvloeiing. De kippen hebben zwarte natte neuzen, ze niezen en de ademhaling kan bemoeilijkt zijn. De ogen zijn vochtig; de leg is teruggelopen en de eetlust is verminderd. Snot als alleenstaande ziekte is niet zo ernstig, meestal gaat snot gepaard met andere ademhalingsziekten. [N 19, 64; monogr.]
I-12
|
18026 |
snotneus |
snotneus:
snotneus (K314p Kwaadmechelen)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
18025 |
snottebel |
snotbel:
snotbel (K314p Kwaadmechelen)
|
neus: snottebel [snotkeekel, snotkikkel, snotkiekje, snotneus, snottebrel] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20567 |
snuifje |
prise-tje:
priskə (K314p Kwaadmechelen)
|
snuifje; Hoe noemt U: Kleine hoeveelheid tabak die men in een keer opsnuift (snuifje, snuit, kees, prise) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
17590 |
snuit |
snuit:
snø̜̄.t (K314p Kwaadmechelen),
snø̜t (K314p Kwaadmechelen),
IPA
snøͅt (K314p Kwaadmechelen),
wroet:
fryt (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 19, 25; N 76, 11; L 7, 8; JG 1a]Hoe noemt u het vooruitstekende deel van het aangezicht van dieren (snuit, snoefel) [N 83 (1981)] || Zie afbeelding 2.6. [JG 1a, 1b]
I-12, I-9, III-4-2
|
17841 |
snurken |
snurken:
snorreken (K314p Kwaadmechelen)
|
snurken [snorke, ronke] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
20664 |
soep |
sop:
Syst. IPA
so̞p (K314p Kwaadmechelen)
|
Soep, heel in het algemeen [N 16 (1962)]
III-2-3
|
19513 |
soepketel, waterketel |
marmiet:
grote waterketel (scheldwoord voor slonzige vrouw)
marmit (K314p Kwaadmechelen),
mərmet (K314p Kwaadmechelen)
|
berremiet/ marmiet, in de betekenis van koperen waterketel; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|
19518 |
soepketeltje |
bidonnetje:
bətoͅnəʔə (K314p Kwaadmechelen),
marmietje:
marmetəʔə (K314p Kwaadmechelen)
|
keteltje van blik waarin men melk, soep e.d. naar de arbeiders in het veld brengt (perdons) [N 20 (zj)]
III-2-1
|