e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
soepterrine soepterrine: soͅpt(ə)ren (Kwaadmechelen) soepterrine [N 20 (zj)] III-2-1
soepvlees soepvlees: soͅp˃vlīəs (Kwaadmechelen) soepvlees; Hoe noemt U: Mager vlees om soep van te koken (boelie, bouilli, soepvlees) [N 80 (1980)] III-2-3
sok sok: zok (Kwaadmechelen), zoͅk (Kwaadmechelen) sok, korte herenkous [zok, vlink, vlik, ene zök] [N 24 (1964)] III-1-3
sokophouder jarretelle (fr.): jarteͅl (Kwaadmechelen), jartèl (Kwaadmechelen), jərteͅl (Kwaadmechelen) sokophouder, band om de kuit [N 24 (1964)] III-1-3
soldaat soldaat: suḷdo.t (Kwaadmechelen) soldaat [RND] III-3-1
soldaatjes geroosterd: Syst. IPA  gərø̞stərt (Kwaadmechelen) Stukjes geroosterd of in boter of vet gebakken brood (krepkes?) [N 16 (1962)] III-2-3
soldaten soldaten: de soldouten məttən groeten (Kwaadmechelen), suldu.tn (Kwaadmechelen) De soldaten moeten groeten (met de hand aan de muts) [ZND 32 (1939)] || soldaten [RND] III-3-1
soorten van dierlijke mest koemest: ku ̞i̯[mest] (Kwaadmechelen), paardsmest: pęts[mest] (Kwaadmechelen), schapemest: sxǭpǝ[mest] (Kwaadmechelen) De termen voor de verschillende soorten van dierlijke mest zijn op deze plaats in een lemma verenigd, omdat er (met name door N 11 en N 11A) in het kader van de bemesting van akker en weide naar werd ge√Ønformeerd. Ze zouden evengoed passen in de sfeer van het uitmesten van de stallen en de mestbereiding, ook al kan men voor bepaalde gewassen de akker het best bemesten met de mest van een bepaalde veesoort en zal men in de mestvaalt sommige soorten dierlijke mest afzonderlijk verzamelen. In sommige plaatsen wordt naast of in plaats van (stal)mest het woordtype koestalmest of koemest gebruikt ter aanduiding van natuurlijke mest. Dat is niet verwonderlijk wanneer men bedenkt dat op de boerderij de meeste mest geproduceerd wordt door de koeien. In dit lemma zijn geen benamingen opgenomen, die specifiek zijn voor de uitwerpselen van de genoemde diersoorten. Voor de plaatselijke varianten van -[mest [JG 1a + 1b add.; A 9, 24 + 25; N 11, 27; N 11A, 5a t /m f; N M, 10a + b add.; L 20, 22f; A 4, 22f] I-1
sorteermachine patattenzift: pǝtɛʔǝzeft (Kwaadmechelen) Het toestel bestaande uit enkele schuddende zeven met gaten van verschillende afmetingen waar de aardappelen overheen worden geleid en naar grootte gesorteerd. [N 12, 32] I-5
sorteren met de hand uitrapen: ø̜trǭpǝ (Kwaadmechelen) Vroeger werden vaak de grote van kleine aardappelen gescheiden bij het rapen zelf op het veld; zie de toelichting bij het lemma Aardappelmand. Tegenwoordig worden de aardappelen op de boerderij gesorteerd; niet meer met de hand maar met een sorteermachine. Zie het lemma Sorteermachine. [N 12, 31; JG 1a, 1b gedeeltelijk, 1c, 2c; monogr.] I-5