e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
speen van de koe deem: dēm (Kwaadmechelen) [N C, 12; JG 1a, 1b; A 30, 6a; L 8, 24b; L 14, 27b; L 49, 6a; monogr.] I-11
spek spek: spɛk (Kwaadmechelen, ... ), verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m  spek (Kwaadmechelen) spek [Goossens 1b (1960)], [ZND 23 (1937)] III-2-3
spekpannenkoek spekkoek: spekkoek (Kwaadmechelen), spekpannenkoek: Syst. IPA  speͅkpánəko̞k (Kwaadmechelen) pannenkoek [ZND 40 (1942)] || Spekpannekoek (spekbraoj?) [N 16 (1962)] III-2-3
spenen spenen: spēnǝ (Kwaadmechelen) Het veulen het zuigen ontwennen. [JG 1a, 1b; N 8, 59] I-9
sperwer klamper: doorgaans Frings, soms eigen spelling  klamʔər (Kwaadmechelen) sperwer / havik (35 / 55 vrij ronde vleugels en lage staart; gestreepte onderkant, gele ogen; komen onverwachts laag aanvliegen en grijpen dan de verraste prooi; de kleine soort vaak op trek; s winters ook in stad en dorp; de grote broedt zeldzaam in g [N 09 (1961)] III-4-1
sperziebonen breekbonen: IPA, omgesp.  breGbøn* (Kwaadmechelen) De gewone boon met gezwollen zaden, prinsesseboon,sperzieboon, (slaboon, kereboon, herenboon, boterboon, prinses, suikerboon). [N 82 (1981)] I-7
spetteren kesteren: keͅstərə (Kwaadmechelen) sudderen; Hoe noemt U: Knetteren van de boter in de pan bij verhitting (snerken, sudderen) [N 80 (1980)] III-2-3
spie slek: slęk (Kwaadmechelen), spie/spij: spi(i̯) (Kwaadmechelen) De zeisring, die steel en blad verbindt, wordt vastgeslagen door middel van een spie, of door twee of meer spietjes. Doorgaans zijn ze van hout, omdat deze het beste vast blijven zitten; soms vindt men ook een ijzeren spie, vaak in combinatie met een houten. Zie ook de toelichting bij het lemma ''zeisring'', en afbeelding 4, nummer A4 en B4. [N 18, 67e; JG 1a, 1b, 2c; add. uit A 14, 2] I-3
spieken afschrijven: betekent ook "overschrijven  afschréévə (Kwaadmechelen) spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)] III-3-1
spiering spiering: IPA  spiriŋ (Kwaadmechelen) Hoe noemt u de spiering: een kleine beenvis. De schedel is min of meer doorzichtig. Hij komt voor aan de westkust van Europa en trekt in april-mei de rivieren op. Hij is zilverachtig en kan ± 15cm lang worden (spiering, spirk, pin) [N 83 (1981)] III-4-2