21226 |
stoep |
trottoir:
tròtwaar (K314p Kwaadmechelen)
|
stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)]
III-3-1
|
19430 |
stof afnemen |
afstoffen:
afstoͅfə (K314p Kwaadmechelen),
stof afdoen:
stoͅf af˂dun (K314p Kwaadmechelen)
|
Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19503 |
stofdoek |
stofvod:
stoͅf˃voͅt (K314p Kwaadmechelen)
|
een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)]
III-2-1
|
18357 |
stoffen pantoffel |
wollen slof:
wolle sloeffe (K314p Kwaadmechelen),
woləslufə (K314p Kwaadmechelen)
|
sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)]
III-1-3
|
20306 |
stok of twijg om een kind te straffen |
roede:
znd 23, 60c; cf. VD s.v. "roede, roe"1. rijs, twijg, m.n. als strafwerktuig, hetzij één alleen of een aantal tot een bosje samen gebonden; cf. WNT s.v. "roede -roe"(andere benaming: garde)
roei (K314p Kwaadmechelen)
|
stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)]
III-2-2
|
18683 |
stola |
stool (<lat.):
WNT: stool. Ontl. aan kerklat. stola.
stool (K314p Kwaadmechelen)
|
stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)]
III-1-3
|
19559 |
stolp |
kaasklok:
keesklok (K314p Kwaadmechelen)
|
kaasstolp [N 20 (zj)]
III-2-1
|
33419 |
stookgat van de oven |
ovenkot:
[oven]kʔǫt (K314p Kwaadmechelen)
|
De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b]
I-6
|
33357 |
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel |
bakhuis:
[bakhuis] (K314p Kwaadmechelen),
fornuiskot:
fǝrnāskǫt (K314p Kwaadmechelen)
|
De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.]
I-6
|
31626 |
stoot |
staal:
stǭl (K314p Kwaadmechelen)
|
Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.]
II-11
|