e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
stoep trottoir: tròtwaar (Kwaadmechelen) stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)] III-3-1
stof afnemen afstoffen: afstoͅfə (Kwaadmechelen), stof afdoen: stoͅf af˂dun (Kwaadmechelen) Stof afnemen (stoffen) [N 79 (1979)] III-2-1
stofdoek stofvod: stoͅf˃voͅt (Kwaadmechelen) een stuk doek dat gebruikt wordt om meubels af te stoffen [ZND 34 (1940)] III-2-1
stoffen pantoffel wollen slof: wolle sloeffe (Kwaadmechelen), woləslufə (Kwaadmechelen) sloffen, stoffen pantoffels met slappe zool [N 24 (1964)] III-1-3
stok of twijg om een kind te straffen roede: znd 23, 60c; cf. VD s.v. "roede, roe"1. rijs, twijg, m.n. als strafwerktuig, hetzij één alleen of een aantal tot een bosje samen gebonden; cf. WNT s.v. "roede -roe"(andere benaming: garde)  roei (Kwaadmechelen) stok of twijg om iemand te straffen [ZND 23 (1937)] III-2-2
stola stool (<lat.): WNT: stool. Ontl. aan kerklat. stola.  stool (Kwaadmechelen) stola, lange brede damessjaal van dunne stof of van bont [N 23 (1964)] III-1-3
stolp kaasklok: keesklok (Kwaadmechelen) kaasstolp [N 20 (zj)] III-2-1
stookgat van de oven ovenkot: [oven]kʔǫt (Kwaadmechelen) De benaming voor het stookgat van de oven dat voorzien is van een ijzeren deurtje. Vergelijk het lemma "ovenmond" in aflevering II.1, pag. 71. Zie voor de fonetische documentatie van het woord(deel) (oven-) het lemma "bakoven" (3.1.3). [N 5A, 79b] I-6
stookhuis, plaats voor de veevoerkookketel bakhuis: [bakhuis] (Kwaadmechelen), fornuiskot: fǝrnāskǫt (Kwaadmechelen) De plaats in de stal, of de ruimte vooraan in de stal, waar de veevoerkookketel staat. Soms heeft men geen aparte ruimte voor dit doel en kookt men het veevoer in de bijkeuken. In andere gevallen, zoals in K 358 staat deze ketel meestal buiten, of, zoals vermeld in L 360, heeft men er een apart gebouwtje voor naast de stal. Dikwijls ook kookt men in het bakhuis, waar ook het brood gebakken wordt (L 426), vandaar de frequente (bakhuis)-opgaven; vergelijk de kaart. Zie voor de fonetische documentatie van enkele van deze (bakhuis)-opgaven het lemma "bakhuis" (3.1.2). Zie ook afbeelding 8 bij het lemma "voorstal" (2.2.5). [N 5A, 35c en 60c: L 1, a-m; S 50; monogr.] I-6
stoot staal: stǭl (Kwaadmechelen) Het ijzeren plaatje dat bij winterbeslag tegen het uitglijden vóór onder het hoefijzer wordt geplaatst. In P 174, P 224 en Q 182 was de stoot onbekend, in K 353 werden in plaats van een plaatje één of twee schroeven aan de voorzijde van het hoefijzer bevestigd. [N 33, 357; JG 1a; JG 1b; JG 1d; monogr.] II-11