24254 |
tjiftjaf |
ovenmetsertje:
doorgaans Frings, soms eigen spelling
ovərmeͅtsərʔjə (K314p Kwaadmechelen)
|
tjiftjaf (11 overal waar een gesloten bladerdak is; zang herhaald [tjip-tjep] [N 09 (1961)]
III-4-1
|
25228 |
tocht, zuiging van lucht |
trek:
treͅk (K314p Kwaadmechelen)
|
tocht, vrij sterke zuiging van de lucht door een beperkte ruimte heen [scheut, trek, zicht, jacht, trok] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
24255 |
tochtig |
lopig:
lyǝpǝx (K314p Kwaadmechelen),
rits:
rets (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
ritsig:
retsex (K314p Kwaadmechelen)
|
Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de geit. [N 19, 70b; N 77, 95; JG 1b; N C, 4c; S 52, L 378 add.; monogr.] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van de koe. [N 3A, 29; N C, 4a; JG 1a, 1b; Gwn V, 3; monogr.; add. uit N 3A, 21; N 3A, 9b] || Geslachtsdrift vertonend, gezegd van het vrouwelijk schaap. [N 19, 70a; N C, 4b; JG 1a, 1b, 1c, 2c; monogr.]
I-11, I-12
|
33652 |
toegang tot akker |
hoofdgat:
høtgat (K314p Kwaadmechelen)
|
[N 11, 8]
I-8
|
21565 |
toegangsprijs |
entree (<fr.):
den antré is ne frank (K314p Kwaadmechelen)
|
De toegangsprijs is een frank. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
33697 |
toegangsweg naar het erf |
spoor:
spǭǝr (K314p Kwaadmechelen)
|
Toegangsweg of oprijlaan naar het boerenerf. [N 5A, 75a; N 5, 110; N P, 2 add.; monogr.]
I-8
|
33592 |
toekruid, algemeen |
kruid:
IPA, omgesp.
krøͅt* (K314p Kwaadmechelen)
|
De kruiden die bij de bereiding bij groente of vlees gevoegd worden om de smaak van het gerecht te verbeteren, in het algemeen (kruid, toekruid, specerij). [N 82 (1981)]
I-7
|
19663 |
toilet |
gemak:
gəmak (K314p Kwaadmechelen),
huisje:
høskə (K314p Kwaadmechelen)
|
wc, toilet [N 05A (1964)]
III-2-1
|
33594 |
tomaat |
tomaat:
tomat (K314p Kwaadmechelen),
tomatə (K314p Kwaadmechelen)
|
[ZND 34 (1940)]tomaten (pl) [Goossens 1b (1960)]
I-7
|
19583 |
tondel |
verbrandsvodden:
vərbrāntsvoͅdə (K314p Kwaadmechelen)
|
ontvlambaar materiaal in de tondeldoos [N 20 (zj)]
III-2-1
|