e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
tuinman, boomkweker snoeier: JK Begrip te splitsen? veel samenstellingen met boom- uit RND zijn geconstrueerd; de andere hebben de ruimere betekenis van tuinman.  snujər (Kwaadmechelen) [RND 07] I-7
tuinmelde mel: IPA, omgesp.  mɛl* (Kwaadmechelen) Tuinmelde; (attriplex hortensis) een eenjarig kruid met hartvormige onderste en langwerpige middelste bladeren; vroeger als groente en specerij gebruikt (malum, manne, mel). [N 82 (1981)] I-7
tuinwant leren want: leͅərəwa͂n’ə (Kwaadmechelen) wanten, dikke, vaak leren ~, om in doornheggen te werken [tuunen, tuinheisje, döörheusje] [N 23 (1964)] III-1-3
tuit tuit: teut (Kwaadmechelen) tuit van de waterketel van koper of ijzer en met hengsel en tuit [N 20 (zj)] III-2-1
turfbijl rusbijl: røs˱bē̜l (Kwaadmechelen) Bijl waarmee men veenpuisten doorhakt. Ze wordt ook wel eens gebruikt om turven uit de turfgrond te slaan. Uit N 18, 45 zijn alleen die opgaven verwerkt die op het loshakken van turf of zoden slaan of op turf betrekking hebben. [I, 23; N 18, 45] II-4
turfschuurtje turfkot: tørǝfkǫt (Kwaadmechelen) Turfschuur of turfschop bestemd voor de berging van turf. Uit de vraag N 5AII, 80b "Hoe noemt u het gebouwtje, afdak of hok voor brand-hout of turf"? zijn in dit lemma die antwoorden verwerkt die speciaal duiden op een turfschop. [monogr.] II-4
tweede grasoogst tweede wei: twɛdǝ wāi̯ (Kwaadmechelen) Het gras dat de koeien afgrazen als ze voor de tweede maal in de wei lopen. [N 14, 129b] I-3
tweede klaversnede tweede snede: twędǝ snē (Kwaadmechelen) Zoals het nagras meestal van betere kwaliteit is dan de eerste snede, zo is ook de tweede snede klaver een gezochte soort groenvoer. Vergelijk aflevering I.3, paragraaf 6: Nagras. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [JG 1c, 2c; monogr.] I-5
tweede luiden voor de mis tinken: het tinkt (Kwaadmechelen), ’t tinkt (Kwaadmechelen), voor de tweede keer luiden: het lut vor den tweeden kier (Kwaadmechelen) Het luidt voor de mis. [ZND 30 (1939)] || Veelal wordt de kerkklok tweemaal gehoord voor men naar de mis gaat; hoe zegt men wanneer men ze voor de tweede maal hoort? [ZND 36 (1941)] III-3-3
tweeling tweeling: twi˙ǝliŋ (Kwaadmechelen) De woordtypen tweeling, tweerling, kweeling, koppel en de meervoudige begrippen als twee lammetjes duiden op twee schapen, maar tweelingslam, tweelinglam, tweelingslammetje, tweelingsschaap en tweerlinglam wijzen op één lam van een tweeling. [N 77, 138; N 70, 4] I-12