e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vruchtgebruik erf: erf (Kwaadmechelen), vruchtgebruik: vruchtgebruik (Kwaadmechelen) hoe heet het levenslang vruchtgebruik van een goed bv. van een huis ? [ZND 32 (1939)] III-3-1
vuil in sloten dik: deͅx (Kwaadmechelen) vuil, stro of zeewier in sloten of tegen dijken [geffeling, eek, vlot, lies, drift, geffel, gaf, bras, reek, deek] [N 81 (1980)] III-4-4
vuil waterx mooswater: mōs(wà⁄ər) (Kwaadmechelen) vuil water [mooswater, getwater] [N 81 (1980)] III-4-4
vuist vuist: vust (Kwaadmechelen) vuist [N 10 (1961)] III-1-1
vuistslag op de rug boks: een boks (Kwaadmechelen) Een slag met de vuist op de rug (bij sommige kinderspelen). [ZND 33 (1940)] III-3-2
vuurslag vuurketser: vuurketser (Kwaadmechelen) slagpen, stalen ~ in de tondeldoos (stool, vuurslag) [N 20 (zj)] III-2-1
vuursteen vuurkei: vy(3)̄rkāj (Kwaadmechelen) vuursteen in de tondeldoos [N 20 (zj)] III-2-1
vuurtang, sinteltang tang: taŋ (Kwaadmechelen) vuurtang [N 05A (1964)] III-2-1
vuurvaste tegels vuurstenen: vuursteen (Kwaadmechelen) De vuurvaste tegels waaruit de ovenvloer bestaat. [N 29, 4b; monogr.] II-1
waaienx waaien: waaien; niet minste i of j-klank, wel stembandoeel.  woͅiən (Kwaadmechelen) waaien [N 22 (1963)] III-4-4