e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
brulse koe brul: brøl (Kwaadmechelen) Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b] I-11
brutaal astrant: astrant (Kwaadmechelen), h’is astrant (Kwaadmechelen) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
bui, regenbui bijs: bēͅs (Kwaadmechelen), schoer: sxūr (Kwaadmechelen) regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)] III-4-4
buik buik: buik (Kwaadmechelen, ... ), bøͅik (Kwaadmechelen), pens: pɛns (Kwaadmechelen) buik [N 10b (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41] I-9, III-1-1
buik (spotnamen) pens: peͅns (Kwaadmechelen), pijns (Kwaadmechelen) buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)] III-1-1
buikkrampen koliek: kolik (Kwaadmechelen) Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.] I-9
buikpijn buikpijn: buekpijn (Kwaadmechelen) ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)] III-1-2
buil op het hoofd buts: buts (Kwaadmechelen, ... ), knobbel: knobbel (Kwaadmechelen) een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)] III-1-2
buitendeurtje van het varkenshok varkenskotdeurtje: vɛrǝʔǝskǫt˲dørʔi̯ǝ (Kwaadmechelen) Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f] I-6
buitenspel off-side (eng.): hofseͅ:t (Kwaadmechelen) Buitenspel. [DC 49 (1974)] III-3-2