34072 |
brulse koe |
brul:
brøl (K314p Kwaadmechelen)
|
Koe die niet meer drachtig is en veel brult. [JG 1a, 1b]
I-11
|
21573 |
brutaal |
astrant:
astrant (K314p Kwaadmechelen),
h’is astrant (K314p Kwaadmechelen)
|
hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
25116 |
bui, regenbui |
bijs:
bēͅs (K314p Kwaadmechelen),
schoer:
sxūr (K314p Kwaadmechelen)
|
regenbui, korte periode van regen [frontbui, gurze, schoer] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17634 |
buik |
buik:
buik (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
bøͅik (K314p Kwaadmechelen),
pens:
pɛns (K314p Kwaadmechelen)
|
buik [N 10b (1961)] || de buik [ZND 29 (1938)] || Zie afbeelding 2.33. [JG 1a, 1b; N 8, 14 en 41]
I-9, III-1-1
|
17635 |
buik (spotnamen) |
pens:
peͅns (K314p Kwaadmechelen),
pijns (K314p Kwaadmechelen)
|
buik [N 10b (1961)] || buik: spotbenamingen [N 10 (1961)]
III-1-1
|
33886 |
buikkrampen |
koliek:
kolik (K314p Kwaadmechelen)
|
Met krampen gepaard gaande darmstoornis die hevige pijn veroorzaakt bij dieren, in het bijzonder bij paarden. [A 48A, 5; N 8, 9Oo; monogr.]
I-9
|
18095 |
buikpijn |
buikpijn:
buekpijn (K314p Kwaadmechelen)
|
ik heb buikpijn [ZND 34 (1940)]
III-1-2
|
18139 |
buil op het hoofd |
buts:
buts (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
knobbel:
knobbel (K314p Kwaadmechelen)
|
een buil (gezwel, bv. op het hoofd door een slag of val) [ZND 32 (1939)]
III-1-2
|
33392 |
buitendeurtje van het varkenshok |
varkenskotdeurtje:
vɛrǝʔǝskǫt˲dørʔi̯ǝ (K314p Kwaadmechelen)
|
Het deurtje waardoor het varken de stal in en uit kan lopen. [N 5A, 60f]
I-6
|
22875 |
buitenspel |
off-side (eng.):
hofseͅ:t (K314p Kwaadmechelen)
|
Buitenspel. [DC 49 (1974)]
III-3-2
|