18586 |
bustehouder |
bustehouder:
bøstənhauər (K314p Kwaadmechelen),
soutien (fr.):
sətjeͅn (K314p Kwaadmechelen)
|
bustehouder, steunlijfje voor de boezem [N 25 (1964)]
III-1-3
|
24604 |
canadapopulier |
canada:
IPA, omgesp.
kanada (K314p Kwaadmechelen)
|
De canadese populier; kruising tussen de zwarte populier en amerikaanse soort (canada, kana, klaterboom, canadas, canidas, gauwgroot). [N 82 (1981)]
III-4-3
|
18654 |
cape |
omhanger:
omhaŋər (K314p Kwaadmechelen)
|
cape, grote ~, versierd met kant, strikken en fluwelen garnering [umhanger] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18557 |
capuchon |
kap:
kap (K314p Kwaadmechelen)
|
capuchon van een regenmantel [tröt] [N 23 (1964)]
III-1-3
|
33749 |
castreren |
snijden:
snē̜ǝ (K314p Kwaadmechelen),
snē̜ǝn (K314p Kwaadmechelen)
|
Een mannelijk paard onvruchtbaar maken door de teelballen weg te snijden; men spreekt dan van een ruin. Vgl. het lemma ''ruin'' (2.1.3). [JG 1a, 1b; N 8, 60] || Het varken onvruchtbaar maken. Mannelijke varkens castreert men door ze de teelballen weg te nemen. [N 76, 44; JG 1a, 1b; monogr.]
I-12, I-9
|
32895 |
cementen strekel |
zandstreek:
zānt[streek] (K314p Kwaadmechelen)
|
Houten lat van ongeveer 40 cm., waarop aan beide zijden een laagje cement (amaril) is aangebracht. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 9, nummer 4. Waar het woord(deel) streek of strekel identiek is aan de opgave voor "strekel" in dezelfde plaats, wordt door middel van de notatie (streek) of (strekel) voor de fonetische documentatie verwezen naar het lemma ''strekel''. [JG 1a, 1b; add. uit N 18, 80 en 82]
I-3
|
20545 |
cichorei |
bittere:
biʔərə (K314p Kwaadmechelen),
bittere, de -:
biʔərə}* (K314p Kwaadmechelen),
prot:
prøt (K314p Kwaadmechelen),
prøt}* (K314p Kwaadmechelen)
|
cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|
33476 |
cirkelvormig raam |
osseoog:
ǫsǝnūǝx (K314p Kwaadmechelen)
|
Een raam in de vorm van een cirkel, meestal aan de stallen. Vanwege de ronde vorm kunnen de benamingen gelijk zijn aan die voor (onbeglaasde) ventilatie-openingen in de muur of in het dak (zie het lemma "rond gat boven in de schuurgevel", 4.2.11). De meeste benamingen betreffen de vorm, sommige ook de functie (belichting en beluchting). [N 4, 52; N 4A, 38b]
I-6
|
24453 |
citroenvlinder |
gele pepel:
IPA
gelə pipəl (K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe noemt u de vlinder waarvan bij het mannetje de vleugels citroengeel zijn en bij het wijfje witachtig groen met een oranje middelpunt (citroentje) [N 83 (1981)]
III-4-2
|
24406 |
cocon |
pop:
IPA
pup (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
Hoe noemt u een vlinder in omhulsel [N 83 (1981)] || Hoe noemt u het omhulsel van rupsen als zij zich inpoppen [N 83 (1981)]
III-4-2
|