e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
deklatten deklatten: dɛklaʔǝ (Kwaadmechelen) De latten op het dak waaraan de stro- of rietbedekking wordt vastgemaakt. [N F, 32b; N 4A, 14a] II-9
deksel deksel: deksel (Kwaadmechelen) deksel [ZND 01 (1922)] III-2-1
deksel van de metalen gierton scheel: sxēl (Kwaadmechelen) De zinken gierton wordt van boven afgesloten met een deksel dat scharnierend bevestigd is aan de kraag van de vulopening. [JG 1a + 1b; N 11A, 54b; monogr.] I-1
dekzeil paardendeksel: pē̜rǝndęksǝl (Kwaadmechelen) Zeil dat de rug van het paard bedekt als het regent. [JG 1a, 1b] I-10
dempig dempig: dɛmpǝx (Kwaadmechelen) Gezegd van runderen of paarden met dempigheid, een bemoeilijking van de ademhaling; bij runderen is het vaak een naziekte van het mond- en klauwzeer. Het paard vertoont een versnelde ademhaling, gepaard met een temperatuursverhoging en hoesten. Dempigheid of kortademigheid is niet chronisch, in tegenstelling tot ''cornage'' (7.38). [JG 1b; A 48A, 38a; L 1, a-m; L 23, 1a en 1b; N 8, 87, 88 en 89a; N 52, 24; S 6] I-9
den den: IPA, omgesp.  dɛn (Kwaadmechelen) De den (in het bijzonder de grove den) (den, del, mast, spar). [N 82 (1981)] III-4-3
denken denken: deŋ⁄ən (Kwaadmechelen, ... ) denken [ZND A1 (1940sq)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-4
dennenappel denappel: IPA, omgesp.  dɛnapəl (Kwaadmechelen), dennenknop: IPA, omgesp.  dɛnəknoͅp (Kwaadmechelen) De vrucht van een den, denne-appel (prop, bol, kegel, knop, fobbes, kroot, krutje, rots, dop, papekul, noot, kooi, tod, pil, appel). [N 82 (1981)] III-4-3
dennennaalden dennenspelden: (denne)spelle (Kwaadmechelen) dennenaald [ZND 01 (1922)] III-4-3
dennentakje met een harsknopje permentijnstokje: IPA, omgesp.  pɛrmətɛnstoͅkskə (Kwaadmechelen) Een dennetakje met een bolvormig knopje terpentijn aan het einde (oliekop, olieknop, olielampje, luchtlampje). [N 82 (1981)] III-4-3