e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaikolk draaikolk: dràjkoͅlək (Kwaadmechelen) kolk, plaats in water waar een snel ronddraaiende stroom is die voorwerpen kan meeslepen en naar beneden trekken [willing, wieling, waal, wolf, draaipol] [N 81 (1980)] III-4-4
draaipin van een zware deur of poort scharnier: sxarnīr (Kwaadmechelen) Aan de onderkant (soms ook bovenkant) draait een zware deur of poort op een ijzeren pin die een deel van het gewicht opvangt en voorkomt dat de deur scheef komt te hangen. De benamingen voor deze zware draaipin hangen soms samen met die voor de scharnierpinnen aan de zijkant van de deuren; zie daarvoor de aflevering over de huizenbouw, deel II, afl. 9. Voor het type turen, vergelijk Rhein.Wb s.v. Turen. Achter in het lemma zijn enkele benamingen apart opgenomen voor de holte (vaak een steen) waar de pin in draait. [N 4A, 50; monogr.] I-6
dracht, drachtig zijn dracht: IPA  draxt (Kwaadmechelen) Hoe noemt u de dracht van honden, katten, konijnen etc. (kipsel) [N 83 (1981)] III-4-2
drachtige merrie veulenmerrie: vø̄lǝmęri (Kwaadmechelen), vol: vǫl (Kwaadmechelen) De merrie "behoudt", als men na een drietal weken zekerheid heeft dat ze drachtig is; bij een miskraam "verwerpt" ze. [JG 1a, 1b; N 8, 50a] I-9
draden of randen van peulvruchten ringen/randen: raŋ (sg en pl) (Kwaadmechelen) [Goossens 1b (1960)] I-7
dragen dragen: draogen (Kwaadmechelen), drōͅgən (Kwaadmechelen) dragen [ZND 25 (1937)], [ZND A1 (1940sq)] III-1-2
dragen, gezegd van ijs dragen: dràgə (Kwaadmechelen) dragen gezegd van ijs waarop men kan lopen [lijden, helen, houden] [N 81 (1980)] III-4-4
drank drank: drāŋk (Kwaadmechelen), drinken: driŋʔə (Kwaadmechelen) drank; Hoe noemt U: Dat wat gedronken wordt (drinken, soopje, zuip) [N 80 (1980)] III-2-3
draven draven: drǭvǝ (Kwaadmechelen) In draf gaan, een actieve twee-tempogang, waarbij een diagonaal benenpaar gelijkmatig wordt opgeheven en weer neergezet, bijv. eerst linkervoorbeen en rechterachterbeen, daarna beide andere benen, met daartussen een zweefmoment. Zie afbeelding 9. [JG 1b; N 8, 81b en 81d] I-9
dreef dreef: dreef (Kwaadmechelen) een lange dreef [ZND 23 (1937)] III-3-1