19387 |
dressoir |
dressoir:
dreͅswār (K314p Kwaadmechelen),
lage kast:
liəgə kas (K314p Kwaadmechelen)
|
Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
27465 |
driepoot |
derde been:
dędǝ biǝn (K314p Kwaadmechelen)
|
Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d]
I-13
|
18650 |
driesteek |
steek:
steek (K314p Kwaadmechelen)
|
steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)]
III-1-3
|
18866 |
driftig |
kwaad:
koud (K314p Kwaadmechelen)
|
driftig [ZND 23 (1937)]
III-1-4
|
22655 |
drijftol |
drijfdop:
drijfdop (K314p Kwaadmechelen),
drɛ.fdoͅp (K314p Kwaadmechelen)
|
Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)]
III-3-2
|
24939 |
drijfzand |
drift:
drift (K314p Kwaadmechelen)
|
drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
17862 |
dringen |
dringen:
dreŋ`ən (K314p Kwaadmechelen),
dringen (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
stoten:
stoeten (K314p Kwaadmechelen)
|
dringen [ZND A1 (1940sq)] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)]
III-1-2
|
33413 |
drinkbak voor de kippen |
drinkbak:
driŋkbak (K314p Kwaadmechelen)
|
De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c]
I-6
|
33366 |
drinkbak voor de koeien |
koekuip:
kui̯kø̜i̯p (K314p Kwaadmechelen)
|
Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10]
I-6
|
19575 |
drinkbeker |
bierpot:
bierpot (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen),
bol:
boͅl (K314p Kwaadmechelen),
jatte (fr.):
žat (K314p Kwaadmechelen),
kroes:
kroes (K314p Kwaadmechelen),
pot:
poͅt (K314p Kwaadmechelen)
|
drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)]
III-2-1
|