e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dressoir dressoir: dreͅswār (Kwaadmechelen), lage kast: liəgə kas (Kwaadmechelen) Kast zonder opbouw, voor zilver- of glaswerk (dressoir, lage kast, zilverkast) [N 79 (1979)] III-2-1
driepoot derde been: dędǝ biǝn (Kwaadmechelen) Steun die onder de schoot van de kar gezet wordt en die gebruikt wordt bij het oogsten en eventueel bij het smeren van de as. Voor de woordtypes knecht, kracht, wip, krik en hun samenstellingen is er overlap met de benamingen voor de karwip (zie dat lemma in wld II.11), een hefboom die ook gebruikt wordt bij het smeren van de as. [N 17, 80; JG 1d] I-13
driesteek steek: steek (Kwaadmechelen) steek, hoed waarvan de (gedeeltelijke opgeslagen) luifel drie hoeken vertoont (bijv. een bepaalde priesterhoed) [drieteut, drietip, drejtik, tööt] [N 25 (1964)] III-1-3
driftig kwaad: koud (Kwaadmechelen) driftig [ZND 23 (1937)] III-1-4
drijftol drijfdop: drijfdop (Kwaadmechelen), drɛ.fdoͅp (Kwaadmechelen) Drijftol (speeltuig door middel van een zweep door kinderen gedreven). [ZND 16 (1934)] || Hoe noemt men het kinderspeelgoed dat paddestoel- of kegelvormig is en dat met een zweep wordt voortgedreven? [Lk 03 (1953)] III-3-2
drijfzand drift: drift (Kwaadmechelen) drijfzand, met water verzadigd zand dat rustig ligt maar waarin alles wegzakt wat er druk op uitoefent [drijf, drift, vloei, papieren zolder] [N 81 (1980)] III-4-4
dringen dringen: dreŋ`ən (Kwaadmechelen), dringen (Kwaadmechelen, ... ), stoten: stoeten (Kwaadmechelen) dringen [ZND A1 (1940sq)] || niet dringen ! [ZND 33 (1940)] III-1-2
drinkbak voor de kippen drinkbak: driŋkbak (Kwaadmechelen) De drinkbak voor de kippen in het kippenhok. [A 48, 16c] I-6
drinkbak voor de koeien koekuip: kui̯kø̜i̯p (Kwaadmechelen) Uit een aantal benamingen wordt niet duidelijk om welke soort van drinkbak het gaat: los of vast, ouderwets of modern. Andere benamingen geven aan uit welk materiaal de bak vervaardigd is. [L 38, 33; monogr.; add. uit N 5A, 37a; A 10, 10] I-6
drinkbeker bierpot: bierpot (Kwaadmechelen, ... ), bol: boͅl (Kwaadmechelen), jatte (fr.): žat (Kwaadmechelen), kroes: kroes (Kwaadmechelen), pot: poͅt (Kwaadmechelen) drinkbeker, aarden of stenen ~; inventarisatie benamingen; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, metalen ~; inventarisatie benamingen (tutpot, pappot, trekpot, braajpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] || pot, stenen ~; inventarisatie benamingen voor grote ~~ voor bijv. zuurkool e.d., kleinere ~~ voor boter, eieren e.d. (pijppot, timperpot); betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1