33641 |
erf en omliggende landerijen |
winning:
winning (K314p Kwaadmechelen)
|
De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23]
I-8
|
18837 |
ernstig |
gemeend:
gemaand (K314p Kwaadmechelen)
|
het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)]
III-1-4
|
33278 |
erwt, algemeen |
erwt:
ɛt (K314p Kwaadmechelen)
|
Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24]
I-5
|
24729 |
esdoorn |
es:
of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable
es (K314p Kwaadmechelen),
flieretjesboom:
IPA, omgesp.
flirəʔəsbuəm (K314p Kwaadmechelen)
|
De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)] || es, esdoorn [ZND 34 (1940)]
III-4-3
|
19390 |
etagère |
goede kast:
gøj kas (K314p Kwaadmechelen)
|
Tafel of kastje om kostbare voorwerpen op uit te stallen (stagère, siertafel) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20855 |
eten (ww.) |
eten:
ete (K314p Kwaadmechelen),
e͂e͂tn (K314p Kwaadmechelen)
|
eten [RND], [ZND 25 (1937)]
III-2-3
|
19519 |
etensketeltje |
gamelletje:
gimɛləʔə (K314p Kwaadmechelen)
|
tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)]
III-2-1
|
20719 |
etensresten |
afval:
afval (K314p Kwaadmechelen),
overschot:
overschot (K314p Kwaadmechelen),
overschotjes:
Syst. IPA
ōvərsxø̞i̯ʔəs (K314p Kwaadmechelen)
|
Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)]
III-2-3
|
21574 |
etiquette - <onbeschaamd persoon> |
astrant, een ~:
’t is nən astraannd (K314p Kwaadmechelen)
|
hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)]
III-3-1
|
24143 |
europese kanarie |
chineesje:
doorgaans Frings, soms eigen spelling
šinēskə (K314p Kwaadmechelen)
|
kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)]
III-4-1
|