e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
erf en omliggende landerijen winning: winning (Kwaadmechelen) De algemene benaming voor het boerenerf met de omliggende landerijen. [N 5AøIIŋ, 76f; L 38, 23] I-8
ernstig gemeend: gemaand (Kwaadmechelen) het is ernstig bedoeld; het is menens [ZND 38 (1942)] III-1-4
erwt, algemeen erwt: ɛt (Kwaadmechelen) Pisum L. Hier de algemene benaming voor de erwt (enkelvoud), voorafgaand aan de benaming voor de akkererwt (lemma Kapucijner, Velderwt) en aan de andere erwtensoorten (tuinerwt, doperwt, peulerwt, enz.) die in de moestuin worden gekweekt en die derhalve in de aflevering over de moestuin ter sprake zullen komen. [N 27, 2b; JG 1a, 1b; L A1, 121; L 34, 94; Wi 8; monogr.; add. uit N P, 24] I-5
esdoorn es: of ahorn, acer pseudoplatanus; fr. érable  es (Kwaadmechelen), flieretjesboom: IPA, omgesp.  flirəʔəsbuəm (Kwaadmechelen) De esdoorn: een grote boom met dichte kroon; de twijgen zijn donkergrijs met groene knoppen; het blad is donkergroen, aan de onderzijde grijs; de bloemen staan in hangende trosvormige pluimen, terwijl de gevleugelde zaden onderling een scherpe hoek vormen [N 82 (1981)] || es, esdoorn [ZND 34 (1940)] III-4-3
etagère goede kast: gøj kas (Kwaadmechelen) Tafel of kastje om kostbare voorwerpen op uit te stallen (stagère, siertafel) [N 79 (1979)] III-2-1
eten (ww.) eten: ete (Kwaadmechelen), e͂e͂tn (Kwaadmechelen) eten [RND], [ZND 25 (1937)] III-2-3
etensketeltje gamelletje: gimɛləʔə (Kwaadmechelen) tweelingpannetje (voor soep en aardappelen) om eten naar arbeiders in het veld te brengen (hinkelman) [N 20 (zj)] III-2-1
etensresten afval: afval (Kwaadmechelen), overschot: overschot (Kwaadmechelen), overschotjes: Syst. IPA  ōvərsxø̞i̯ʔəs (Kwaadmechelen) Etensresten, overschotjes (orte?) [N 16 (1962)] || hoe heten de resten van het eten van mensen [ZND 34 (1940)] III-2-3
etiquette - <onbeschaamd persoon> astrant, een ~: ’t is nən astraannd (Kwaadmechelen) hij is vrijpostig (strant, astrant) [ZND 32 (1939)] III-3-1
europese kanarie chineesje: doorgaans Frings, soms eigen spelling  šinēskə (Kwaadmechelen) kanarie, Europese ~ (11,5 gelig-bruinig; heel kort bekje, gele stuit; nog niet lang hier op trek; nog zeldzaam; meest in Oost-Brabant; laatste tijd als bastaard * gewone kanarie in kooi; zang stelt niet veel voor, rinkelend [N 09 (1961)] III-4-1