e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Kwaadmechelen

Overzicht

Gevonden: 3537
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
fluweel, velours velours: flūr (Kwaadmechelen) Weefsel met een bovenkant met rechtopstaande garenuiteinden, ontstaan door een bijzondere afwerking. De binding bestaat uit een grondweefsel, in effen of keper, waartussen draden, die over grotere afstanden los liggen. Door deze door te snijden en op te borstelen ontstaat een pluche-achtig haardek: pool. Door zacht ruwen wordt het ø̄pluizenø̄ bevorderd, waarna de pool op een bepaalde lengte wordt afgeschoren (Bonthond s.v. ø̄fluweelø̄. [N 62, 78; N 62, 75f; 59, 201; MW; L 1a-m; L 23, 57a; S 9; monogr.] II-7
fluwelen broek velours (fr.) broek: ’n floere broek (Kwaadmechelen) een fluwelen broek [ZND 23 (1937)] III-1-3
fokmerrie kweekmerrie: kwikmęri (Kwaadmechelen) Een merrie geschikt voor de kweek of die één of meer veulens gehad heeft. Een kweekmeer werkt niet (Q 168), terwijl een veulensmeer ook in de kar loopt (Q 77). In tegenstelling tot een veulensmeer is een kweekmeer gewoonlijk drachtig. Kleinere boeren zorgen ervoor een veulensmeer te hebben, die jaarlijks een veulen werpt, waardoor elk jaar een aanspanner ter beschikking staat. [JG 1a, 1b; N 8, 50b] I-9
fokzeug zog: zox (Kwaadmechelen) Zeug die men houdt om biggen te winnen. [JG 1a, 1b; N M, 22 add.; monogr.] I-12
framboos hennenbes: hinnebees (Kwaadmechelen) framboos [ZND 34 (1940)] I-7
franje pluis: Vgl. WLD II.7, trossen: pluizen K 314, K 316, K 318; pluisjes K 358  pləsən (Kwaadmechelen) franje III-1-3
frater fratertje: doorgaans Frings, soms eigen spelling  fraʔərʔjə(n) (Kwaadmechelen) sijs: frater (13,5 bruin, maar zonder rood en zwart van barmsijs [009]; zeldzaam op trek; meest nog in het westen [N 09 (1961)] III-4-1
fris weer fris: fris (Kwaadmechelen), frisjes: friskəs (Kwaadmechelen) tamelijk koud, gezegd van het weer [koutig] [N 81 (1980)] III-4-4
fruit bewaren mouten: verzamelfiche, ook mat. van ZND 1a-m, 38-51  muien (Kwaadmechelen) leggen de kinderen fruit te rijpen in verborgen hoekjes; hoe noemen zij dat: meuken of iets dergelijks? [ZND 01u (1924)] III-2-3
fruiten braden: brōͅə (Kwaadmechelen) fruiten; Hoe noemt U: Vlees of uien bruin braden (fruiten, fritten) [N 80 (1980)] III-2-3