20949 |
gist |
gist:
gęs (K314p Kwaadmechelen),
zuurdeeg:
zȳrdejǝx (K314p Kwaadmechelen)
|
Door het feit dat de vragen niet alle even genuanceerd waren gesteld, komen er woorden voor die zowel moderne droge gist als natte gist als zuurdeeg aanduiden. Het zuurdeeg blijkt volgens sommige informanten (L 291, Q 35) voor het bereiden van zwartbrood of roggebrood gebruikt te worden, terwijl de gist of "heffe" voor witbrood wordt aangewend. [N 29, 22; LB 2, 234; monogr.; JG 1b, add.; S 10; L 1a-m; L 2, 21a; Gi; A 22, 2]
II-1
|
18687 |
glacé |
glacwant (<fr.):
glasè wa͂n’ə (K314p Kwaadmechelen),
leren want:
lere wanten (K314p Kwaadmechelen)
|
handschoenen van glanzend leer, glacés [N 23 (1964)]
III-1-3
|
24987 |
glad, glijdend |
glibberig:
glibberig (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
glad [ZND 01 (1922)], [ZND 24 (1937)]
III-4-4
|
19399 |
glasgordijn |
gordijn:
gərdēͅn (K314p Kwaadmechelen)
|
Dun gordijn van gaas of andere fijne stof, dat vlak voor het raam hangt (gordijn, glasgordijn, vitrage) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
19386 |
glazenkast |
glazenkast:
glōͅzəkas (K314p Kwaadmechelen)
|
Kast met opbouw, voor zilver- of glaswerk (buffet, zilverkast, glazenkast) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
20556 |
glazig |
glazig:
glōͅzix (K314p Kwaadmechelen)
|
glazig; Hoe noemt U: Hard en doorschijnend, gezegd van aardappelen (schier, glazerig) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
29571 |
gleiswerk |
aardewerk:
ē̜ǝrǝwęrk (K314p Kwaadmechelen)
|
Geglazuurd aardewerk. Het woordtype faïence (Q 156) is van toepassing op geglazuurd en geschilderd aardewerk, oorspronkelijk afkomstig uit Faënza, later naar voorbeeld hiervan ook elders vervaardigd. [N 20, 5; L 35, 78; monogr.]
II-8
|
22376 |
glijbaan |
schuifaf:
/
schuif af (K314p Kwaadmechelen)
|
/ [SND (2006)]
III-3-2
|
18879 |
glimlachen |
glimlachen:
glimlachen (K314p Kwaadmechelen, ...
K314p Kwaadmechelen)
|
hoe zegt ge "glimlachen"in uw dialect ? Bestaat er geen woord om dit "stil lachen"uit te drukken, geef dan op door welke omschrijving men dit weergeeft. [ZND 39 (1942)]
III-1-4
|
24316 |
glimworm |
glimworm:
IPA
glimwørəm (K314p Kwaadmechelen),
vuurkever:
IPA
vy(3)̄rkevər (K314p Kwaadmechelen)
|
Het wijfje is vleugelloos, 12-18mm lang, bruinachtig van kleur, het halsschild is geel omrand. Het heeft vrij sterke lichtorganen op het einde van het achterlijf (glimworm, lichtmaaike, viermaai, gloeiige worm) [N 83 (1981)] || Hoe noemt u een soort kever: het mannetje is gevleugeld. Het kan 11-16mm lang worden. Het is bruinachtig van kleur en is in staat een geelgroen licht uit te stralen met behulp van lichtorganen op het achterlijf (glimkever) [N 83 (1981)]
III-4-2
|