e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zoom zoom: zǫwm (Laak) De omgeslagen en vastgenaaide rand aan een stuk weefsel of een kledingstuk. Volgens Het Beste Naaiboek (pag. 290) zijn er drie soorten zomen: de omgeslagen zoom, de valse zoom en de apart aangezette zoom. Zie afb. 38. [N 62, 14a; L 8, 126; Gi 1.IV, 15; MW; S 46; monogr.] II-7
zoon zoon: zoon (Laak) zoon [SGV (1914)] III-2-2
zuinig zuinig: zunig (Laak) zuinig [SGV (1914)] III-3-1
zuster zuster: (op de ö van hör, hoort nog een lengtestreep te staan).  zöster (Laak) zuster [haar] [SGV (1914)] III-2-2
zuurdeeg maken desemen: dęjsǝmǝ (Laak) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurkool zuurmoes: zoermoos (Laak) zuurkool [SGV (1914)] III-2-3
zwaaien zwaaien: zwê-je (Laak) zwaaien [SGV (1914)] III-1-2
zwarte kraai, kraai kaak: kaak (Laak) kraai [SGV (1914)] III-4-1
zweep smik: smek (Laak) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zwemmen zwemmen: zwumme (Laak) zwemmen [SGV (1914)] III-3-2