e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Laak

Overzicht

Gevonden: 1208
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
draaiboom draaiboom: draaiboom (Laak) Het apparaat dat men gebruikt om de ketel op te tillen en om hem en naar het vuur te draaien. Zie afb. 17. [N 57, 9] II-2
draaien omdraaien: omdrèje (Laak) keren [SGV (1914)] III-1-2
driftig driftig: driftig (Laak) driftig [SGV (1914)] III-1-4
drijftol popperel: poeperel (Laak), popperel (Laak) drijftol [SGV (1914)] || tol (speeltuig) [SGV (1914)] III-3-2
dronken zat: zaat (Laak) zat [SGV (1914)] III-2-3
druilerig en koud weer nat (weer): eine nate zomer (Laak, ... ), naat (Laak) nat [SGV (1914)] || natte [een ~ zomer] [SGV (1914)] || zomer [een natte ~ ] [SGV (1914)] III-4-4
druipen van de regen druipen: hê druupt van de rêge (Laak, ... ), druppen: drupe (Laak), hê dröpde van de rêge (Laak, ... ) droop hij ~ van den regen [SGV (1914)] || druipen [SGV (1914)] || druipt [hij ~ van den regen] [SGV (1914)] || regen [hij droop van den ~ ] [SGV (1914)] || regen [hij druipt van den ~] [SGV (1914)] III-4-4
druiventros druiventros: droevetros (Laak) druiventros [SGV (1914)] I-7
drukte, gedoe gedoensel: cf. WNT IV, kol. 609, s.v. "gedoensel  gedoonsel (Laak) gedoente [SGV (1914)] III-1-4
duif (alg.) duif: doef (Laak) Duif [SGV (1914)] III-3-2